Eyeopener

 

Een paar zomers geleden stonden de Nederlandse kranten vol van een afschuwelijke moord op een kind. Een moord is altijd afschuwelijk, maar hier zaten wat randjes aan die boven het bevattelijke gingen. Ook ik was kotsmisselijk van medelijden. Geen moment kwam het in me op dat ik een paar jaar later de moeder in mijn praktijk zou ontvangen.

Van heel jongs af aan was het me al tot in mijn vezels eigen; erkenning is het enige antwoord op lijden. Het enige antwoord dat bij kan dragen aan verzachting van het leed. Tot voor heel kort ben ik daarvan overtuigd gebleven en heb het veel in praktijk gebracht. Niet voor niets koos ik dit beroep en niet voor niets haal ik daar nu, dertig jaar later, telkens weer de kracht uit om niet af te stompen, verbitterd of verveeld te raken, of overbelast.  

Een paar zomers geleden stonden de Nederlandse kranten vol van een afschuwelijke moord op een kind. Een moord is altijd afschuwelijk, maar hier zaten wat randjes aan die boven het bevattelijke gingen. Ook ik was kotsmisselijk van medelijden. Geen moment kwam het in me op dat ik een paar jaar later de moeder in mijn praktijk zou ontvangen. Een lange reis moet ze ervoor maken, maar dat heeft ze over voor de mogelijkheid om hulp te zoeken buiten de grote kring meelevenden -zo’n beetje het hele land- die ze om zich heen heeft.  

Ik kan persoonlijk nauwelijks begrijpen hoe ze overeind blijft en zelf snapt ze het ook niet goed. Het is dan ook allesbehalve evident dat ze zal besluiten om hier te blijven. Het feit dat ze nog andere kinderen heeft, is meer een gevangenis dan een troost. Natuurlijk houdt ze van die kinderen, maar haar pijn is allesoverheersend en ook de liefde verdrinkt daarin.  

Tijdens een van onze gesprekken peilde ik naar de betekenis die het voor haar heeft dat de meelevende kring om haar heen zo groot is en deels zo anoniem.  

Daar het niet haar eerste sessie bij mij was, kwam haar antwoord niet volledig als een verrassing: verschrikkelijk vindt ze het, al die aandacht. Ze krijgt geen rust. Ze wil rouwen. Maar ze moet honderden kaartjes door haar handen laten gaan en er nog blij mee zijn ook. Kaartjes waarop totaal vreemden zich voor haar gevoel het verdriet om haar kind toe-eigenen en haar dingen toewensen en toedichten waar zij niets mee kan en die helemaal niet bij haar passen. Waarom toch? Het is háár kind, háár verdriet, verdriet dat beleefd wil worden in de intimiteit van háár gezin. Mensen halen uit kranten en de sociale media de details die ze zichzelf nog niet eens toestaat om te kennen en misschien wel nooit wíl kennen. Vreemden weten, of menen dat, meer over de laatste momenten van haar kind dan zij, de eigen moeder. Ze heeft het gevoel dat haar kind haar postuum nóg eens wordt afgenomen.  

Al had ik het nog nooit zo bekeken, ik begreep haar maar al te goed. Een geval van medeleven dat totaal overbodig is, sterker nog, een inbreuk.  

Dat deed me denken aan de kinderen van Diana die als volwassenen, jaren na haar dood, ervan getuigden dat ze de massale belangstelling en uitbarsting van liefde na hun moeders dood niet begrepen hadden en op dat moment ook niet konden appreciëren. “Jullie kenden haar toch niet? Het was toch ónze ‘Mummy?” Wie kent dat kostbare woordje niet? Waarom mochten ze niet in hun vertrouwde, rustige omgeving met de hun vertrouwde mensen op hun eigen tempo tot zichzelf komen? Waarom moesten ze het verdriet van al die vreemden over zich heen krijgen op een moment dat ze er zich zelf nog totaal geen raad mee wisten?  

De massale rouwbetuigingen, de bloemenzee, alle snikken en tranen, het applaus dat hen die hele lange wandeling achter de affuit met de kist begeleidde; het was op dat moment allemaal ballast. Geen steun.  

Wat een eyeopener. 

illustratie: Evamaria