De ambulance werd met ongeduld afgewacht, was er godzijdank snel en de verpleegkundigen, beiden mannen, deden hun intrede daadkrachtig, vriendelijk en geruststellend. Topteam leken ze me. Ik bleef op de achtergrond.
Hij leeft en is in goeie handen, is ons verzekerd.
Sinds ik afhankelijk ben van het openbaar vervoer, lukt het me nauwelijks meer om een dagje te gaan bijkletsen bij een van mijn oudste vriendinnen, die in Nederland woont. Maar onlangs kreeg ik een lift. Feest! Met haar man kom ik ook heel goed door één deur. Niet voor niets was ik een van de getuigen op hun huwelijk.
Mijn vriendin en ik hadden zojuist samen besproken wat voor geluk die twee met elkaar hebben gehad in dit leven vol woelige watertjes die ze moesten doorzwemmen, toen hij achter de bank opdook waarop zij zat. Ik had me in een stoel tegenover haar genesteld en had hem zien binnenkomen. Hij had nog niet ontbeten en begon aan een banaan. “Bananen zijn kaliumbommen,” waarschuwde ik, “niet ideaal bij hartproblemen.” Er was me namelijk net verteld dat die bij hem werden vermoed, al sloeg de huisarts geen alarm. Maar mijn vriendin keek me aan met een blik van: Ja, zal best wel, maar ik ga die man zijn onschuldig banaantje niet afpakken. Ook hij liet zich door mij niet van de wijs brengen. Zo zou ik wellicht ook hebben gereageerd; als je op alle adviezen van anderen af moet gaan, blijft er geen leven meer over.
Of het met die stomme banaan te maken had of niet, maar plots zag ik de vriend langzaam langs de rugleuning van de bank voorover naar beneden zakken. Hij gaf geen kik en ik hoorde ook geen bons. Eerst dacht ik nog in een flits iets met veters strikken ofzo, maar zijn hoofd bleef uit beeld. Plots drong het tot me door en met een schreeuw waarschuwde ik mijn vriendin. We vlogen om de bank heen. Daar lag hij. Zo bleek en bewegingloos heb ik enkel doden gezien. Hij had geen pols meer en reageerde een minuut lang nergens op, al riep mijn vriendin steeds zijn naam en probeerde ze hem wakker te schudden. Terwijl ik telefoneerde met de hulpdienst, begon zij, voormalig verpleegster, hem te reanimeren. Na een paar seconden al sloeg hij zijn ogen half open, keek verward om zich heen en gaf een beetje over. Hij wist niet waar hij was, noch wat er was gebeurd, maar voelde zich ellendig. Mijn vriendin bedwong haar paniek, hield hem vast en begon rustig en duidelijk te vertellen hoe de situatie was, dat hij stil moest blijven liggen en dat alles goed kwam. Dat kalmeerde hem wat.
De ambulance werd met ongeduld afgewacht, was er godzijdank snel en de verpleegkundigen, beiden mannen, deden hun intrede daadkrachtig, vriendelijk en geruststellend. Topteam leken ze me. Ik bleef op de achtergrond, als alerte getuige. Er vielen mij zaken op. Zo zei mijn vriendin dat hij geen pols meer had gehad. De mannen begonnen uit te leggen dat je daar een kenner voor moet zijn en dat een hartslag soms enkel bij de hartslagader zelf te voelen is. Mijn vriendin vertelde dat zijn hartslag nadien onregelmatig was. De mannen legden uit dat ‘onregelmatig’ een rekbaar begrip is. Enzovoorts. Hij zou dus waarschijnlijk toch een polsslag hebben gehad en daar hij ook geen pijn in zijn linkerarm had, zou één en ander weleens gewoon te maken kunnen hebben gehad met zijn misselijkheid. Een optie inderdaad. Mijn, achteraf bezien, terechte tegenopmerking vanuit de coulissen, dat hij steeds zijn hand op zijn hart legde en niet op zijn maag, werd genegeerd. Ook toen mijn vriendin die opmerking nog eens herhaalde. Haar daarop volgende “Ja maar …”, werd vriendelijk en zelfverzekerd weggewuifd. Verder werden er natuurlijk allerlei vragen gesteld over het hoe en waarom. Maar de man was nog dizzy en hij bagatelliseert zijn eigen sores nogal gemakkelijk. Dat kan gevaarlijk zijn. Ik hoorde hem antwoorden geven die niet helemaal klopten. Mijn vriendin natuurlijk ook. Daarom nam zij, die hem beter kent dan wie ook, het vaak over. Ze werd er, zij het respectvol, op gewezen dat ze het liever van meneer zelf hoorden; ze wilden waarschijnlijk inschatten hoe helder hij was. Logisch. Ook mijn vriendin begreep het verzoek, wilde geen tijd verspillen aan een wellicht onnodig machtsspel en hield verder haar mond. Maar door de haar (en mij) opgelegde stilte miste het ambulancepersoneel belangrijke informatie. En zo kwam het dat haar man een half uurtje later doodleuk aan de arm van een verpleger naar de buiten wachtende ziekenwagen wandelde; zijn tweede en derde hartstilstand tegemoet. Ik heb, verbijsterd, nog een foto gemaakt van zijn vertrek.
Alles is goed gekomen, zoals mijn vriendin haar man al had beloofd. Maar wel blijft mijn vraag over de communicatieruis tussen het ambulancepersoneel en ons. Is die te herleiden tot een verschil in overwicht tussen man en vrouw, een kwestie van leek versus deskundige, wellicht een combinatie van de twee? Is er iets anders aan de hand? Of zie ik in dit geval gewoon spoken?
Hoe dan ook; mensen die -terecht- veel te zeggen hebben, zouden niet moeten vergeten om ook eens te luisteren, anders lopen ze het gevaar dat ze enkel maar zichzelf blijven herhalen.
Redactie: Petra Hoetz
Afbeelding: eigen foto
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.