
In 1958 werd ik geboren in het mooie Konstanz aan het Bodenmeer en dat stukje van de wereld zal altijd een bijzonder plaatsje in mijn hart innemen.
Later bracht het leven me naar Nederland en sinds mijn 28ste vond ik een thuis in Vlaanderen. Na een kwart eeuw West-Vlaanderen woon ik nu al sinds 2006 met heel veel plezier in het hartje van Gent.
Mijn beroepsreis begon in het bijzonder onderwijs en de muziek, maar sedert 1993 begeleid ik als rouw- en psychotherapeut mensen tijdens hun uiteenzetting met allerlei soorten van verlies en andere problematiek.
Mijn werk is een samensmelting van kennis en ervaring, gevormd door meerdere opleidingen, workshops en supervisie, met Gestalt en Psychosynthese als fundament.
Dankzij deze basis vond ik mijn eigen stem: een manier om het onzegbare te verwoorden, om wat zwaar is lichter te maken, niet om het verlorene of voorbije te vergeten, maar om trauma’s te helen.
Als therapeute geloof ik dat het niet mijn antwoorden op jullie vragen zijn die er werkelijk toe doen, maar de vragen die jullie mij en vooral ook jezelf durven te stellen.
Mijn specifieke aandacht richt zich op rouw, schaduwrouw, perinatale sterfte en de vaak delicate dynamiek van nieuw samengestelde gezinnen. Mijn cliënten komen met hun getuigenissen – over verlies en eenzaamheid, maar ook over relatiepijn, burn-out, angsten en wensen.
Mijn pad naar deze roeping begon vroeg, toen ik op mijn zeventiende het boek Leven tot we afscheid nemen van Elisabeth Kübler-Ross las. Het ontroerde me diep en wakkerde mijn fascinatie aan voor rouw & verlies en voor mentale pijn in het algemeen, maar vooral ook voor de genade die kan liggen in menselijk contact.
Afscheid en de dood waren voor mij nooit vreemd, ze waren vanaf zeer jonge leeftijd verweven met mijn eigen bestaan.
In Brugge vond ik als 29-jarige, niet al te lang na, en ook niet losstaand van, de dood van mijn moeder mijn eerste praktijkervaring als vrijwilliger bij Palliatieve Zorg Thuis, een kleine groep pioniers die terminaal zieken feitelijk en mentaal hielp om thuis te sterven.
Daar werd ik geraakt door situaties als die van Jessie, een kleutertje met een inoperabele hersentumor. Het waren onze gesprekken die haar moeder deden besluiten om Jessie uit het ziekenhuis te halen en thuis te verzorgen. Om haar in haar armen tot rust te laten komen en te laten sterven. Het resulteerde in een intieme en dierbare laatste tijd samen. De momenten dat ik daarvan getuige was, maakten een onuitwisbare indruk.
Door de jaren heen verdiepte ik me verder in schaduwrouw en perinatale sterfte.
Een keerpunt in mijn leven vormde ook al vroeg het boek Ben ik zo anders? van Luc Adriaens. Een boek dat onderverdeeld is in hoofdstukken per persoon, die op hun beurt weer opgesplitst zijn in drie delen: het krantenbericht over een bepaalde misdaad, een achtergrondverslag over diezelfde gebeurtenis en tenslotte het levensverhaal van de dader. Dat heeft mijn kijk op oorzaak en gevolg in een mensenleven drastisch veranderd.
In diezelfde tijd schudde het boek Van de koele meren des doods van Frederik van Eeden een aantal van mijn aannames in verband met psychische aandoeningen door elkaar.
Woorden zijn voedsel voor mij. Naast mijn werk schrijf ik dan ook zelf. Ik gebruik mijn taal om het onzichtbare te verbeelden, om te verbinden en te raken. Mijn boeken, columns, gedichten en lezingen maken verdriet, trauma, veerkracht, en alle vele grootse en kleine menselijke kantjes bespreekbaar en bovendien op een eenvoudige manier toegang tot therapeutische inzichten en methodes.
Mijn meest recente werk, Verlieskunst: columns en kunst over verdriet en veerkracht, is een ode aan onze veerkracht.
Ze zeggen dat het over gaat was het eerste boek, waarin wijdverbreide aannames over rouwen wetenschappelijk weerlegd, of bevestigd worden en worden toegelicht, afgewisseld met veel praktijkvoorbeelden en verhalen, die de inzichten in de verf zetten. Dit boek schreef ik samen met mijn ex-partner J. Maes, die mij enige jaren na mijn start in de vrijwilligersgroep in mijn rouw-kielzog volgde.
Samen richtten we tien jaar later het ‘Rouw- en expertisecentrum De Bedding’ in Gent op, wat ik inmiddels na onze scheiding als eenmanspraktijk heb overgenomen.
Zelf schreef ik tussendoor nog Stille Verhalen, over schaduwrouw (rouw die door de buitenwereld en soms ook jezelf niet als zodanig wordt erkend).
Twee volgende boeken (o.m. over nieuw samengesteld gezin problematiek, De dochters van Medea en Hier was jij) zijn eigenlijk al geschreven, maar voor de grootste klus, het afwerken en uitgeven, wacht ik op rustiger tijden.
Mijn werk is meer dan een beroep, het is mijn roeping. Daarom denk ik, met de pensioengerechtigde leeftijd die ik in 2025 bereik, nog allerminst aan stoppen, wel aan beter doseren.
Het is een voorrecht om achter de rouwsluiers van mensen toegelaten te worden. Nog nooit heb ik daar iemand ontmoet, die op dat niveau -in al zijn kwetsbaarheid én weerbaarheid- niet uniek is en niet meer dan de moeite waard.
Mijn motto:
“Je bent niet sterk door nooit te vallen.
De kracht waarmee je opstaat telt;
vanaf de grond ontstaat de held.”
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.