Blog

Soep met Brood

De mens, in al zijn grootsheid en kleinheid, boeit me mateloos. Dat doet mij ’s avonds weleens verzeilen in teeveeprogramma’s als ‘Where the wild men are’, ‘Spoorloos’, ‘Over mijn lijk’, ‘Je zal het maar hebben”, ‘Help, mijn man is klusser’, ‘Ik vertrek’ en heel soms ‘Steenrijk, straatarm’.

De formule van die laatste serie: twee gezinnen met totaal verschillende inkomens ruilen een week lang van leven en budget. Op die manier krijgen ze een uniek kijkje in elkaars wereld en komen een beetje wijzer geworden uit zo’n weekje tevoorschijn. Met name over het feit of geld hen gelukkig maakt of niet.

Ikzelf heb al meerdere keren in mijn leven jaren aan een stuk elke cent drie keer om moeten draaien voor ik hem uitgaf en kijk mijn ogen uit hoe andere minderbedeelden hun situatie aanpakken/beleven. Met hoeveel weerstand bijvoorbeeld ze naar de voedselbank gaan en naar tweedehands winkels. Hoe moeilijk ze het ermee hebben om niet elke dag vlees op tafel te kunnen zetten. Hoe ze relatief veel geld uitgeven aan erg veel erg slecht spul, hoe groot hun tv-schermen zijn, hun vaatwassers, hun droogtrommels, hun auto’s zelfs, hoe up to date hun smartphones zijn en hoe emotioneel belastend het voor hen kan zijn om bijvoorbeeld twee meisjes in een stapelbed op één kamer te huisvesten. Hoe ze de sigaretten erdoor blijven jagen, alcohol blijven gebruiken en cola kopen in plaats van water uit de kraan te drinken. Anderzijds zijn cola en sigaretten natuurlijk verslavend en je daartegen verzetten, is zeker in lastige omstandigheden nauwelijks haalbaar. Bovendien bieden genotmiddelen troost die je kunt gebruiken barre tijden.

Schaamte en het gevoel gefaald te hebben speelt vaak een rol; liever goedkope troep eten om in een auto te kunnen rondrijden dan toegeven aan de buren dat je het niet breed hebt.

Alleen … het is maar welk achtergrondmuziekje je erbij af laat spelen. Als het een aflevering van ‘Living big in a Tiny House’ was, waar ook vaak klein gewoond wordt uit geldgebrek en het een ecologische kick geeft om alles op de fiets te doen met een rieten mandje aan je stuur, zou er een lieflijk tingelend muziekje te horen zijn.  Apetrotse bewoners zou je hun duurzame bestaan horen loven terwijl ze op de helft van hun hebben en houden zitten op de meest ongemakkelijke houten kistbanken die je je kunt voorstellen. Het is deels echt een mindset.

Maar die mindset wordt natuurlijk mede bepaald door de omstandigheden die tot het (langdurige) geldgebrek hebben geleid. Ziekte, onrecht, fraude, diefstal, ontslag en werkloosheid, generatie-armoede, ongewild alleenstaand zijn, hoge alimentatie betalen of te weinig alimentatie ontvangen kunnen allemaal zure zaken zijn die weerstand tegen de situatie oproepen.

Je kunt ook lange tijd spartaans leven om schulden af te betalen of uit verdere schulden te blijven en ineens door nieuwe pech worden ingehaald en financieel alsnog wegzakken.

Op een kwaad moment kan bij uitzichtloze armoede je inventiviteitspijl ver onder nul zakken. Vastgesteld is het onthutsende feit dat de onophoudelijke stress van armoede het IQ (voor zo lang het duurt) tien punten kan doen dalen.

Verder heeft het gevoel van armoede te maken met de sociale context: als mensen om je heen -en in dit digitale tijdperk heb je de hele, fonkelende fakewereld in je huiskamer- meer hebben dan jij, voelt je eigen situatie daarmee vergeleken aan als letterlijk minder bedeeld.

Waar ik persoonlijk veel voeling mee heb, is de steeds weerkerende pijn om nee te moeten zeggen tegen zelfs relatief bescheiden wensen van de kinderen:
   “Wat wil je vandaag aan?”
Dochter: “Doe maar eens een gekóchte trui!”
(Dit niet in tegenstelling tot een gestolen exemplaar, maar tot tweedehands.)
   “Mama, mag ik een noepetje?”
“Nee liefje, nu even niet.”
   “Oggende week?”

Ook de constante dreiging van het op moeten vangen van rekeningen en andere onverwachte geldslurpers -zoals het stuk gaan van een wasmachine, meestal tegelijkertijd met de definitieve dooi van je vriezer en een tandartsrekening- herken ik als slopend. Je moet uit armoe bijvoorbeeld zo’n wasmachine gaan huren of naar de wasserette, en bent op het eind van de rit veel duurder uit. Eén van de negatieve spiralen waar je zomaar in terecht kunt komen.

Ik word er momenteel mee geconfronteerd door iemand die ik hier tegenover me op de bank heb. Vader van drie kinderen, 30 jaar geleden gescheiden en in plaats van onderhoudsgeld te betalen, is er in onderling vertrouwen afgesproken dat zij gratis in hun gezamenlijke huis mocht blijven wonen met de kinderen. De kinderen die inmiddels ook alweer kinderen hebben en al twintig jaar het huis uit zijn. Toch heeft mijn cliënt zijn ex-vrouw daar al die tijd laten wonen omwille van het ‘gezinsnest’. En niet alleen haar, maar ook familie van haar kant en verschillende opeenvolgende partners woonden er gratis.

Zij schijnt nogal gefeest te hebben, waarbij sloten alcohol en bergen voedsel van goeie kwaliteit werden aangesleept. Hij deed er vroeger zelf aan mee. Een eetverslaving, zoals hij zegt. Dat kan. Het lijkt me ieders goed recht. Daarnaast was ze ook een stevige festivalganger, sloeg tevens geen enkel klassiek concert in haar stad over. Er zijn slechtere manieren om je geld te besteden. Als je het hebt.

Want wel kreeg haar omgeving, inclusief haar kinderen, voortdurend te horen hoe moeilijk deze vrouw het financieel had en dat ze geen steun ondervond van haar ex. Ook hem kwam dat ter ore, maar hij kende haar en haar werkelijke situatie en maakte zich niet al te druk. Hielp haar verder met alles wat ze vroeg, behalve met geld, wat hij gewoon niet had. So far, so good. Zijn versie. En dat is de versie waar je als therapeut mee werkt.

Een tijdje geleden heeft ze zich door een zeer zware boete en het verlies van haar uitkering financieel definitief de nesten in gewerkt en zich bij haar gloednieuwe partner beklaagd over ‘alle jaren zonder onderhoudsgeld’. Logisch dat die man steigerde. Logisch dat hij op zijn leeftijd geen zin meer had om zijn gerieflijk leventje nog om te gooien voor een ‘berooide’ vrouw. Maar … daar viel misschien nog een mouw aan te passen.

Samen bonden ze de strijd aan om het geld waarvan ze wisten waar ze het eventueel konden vinden. En ja hoor! Het werd een rechtszaak tegen mijn cliënt, waarin voldoende aangetoond kon worden dat er nooit onderhoudsgeld betaald werd. Strik genomen was dat ook zo … Ik geloof dat haar advocaat er om en nabij de € 75.000 voor haar heeft weten uit te slepen. 

Zijn kinderen staan achter dit vonnis.* Dertig jaar subtiel gebrainwashed door hun moeder die de achtergelaten vrouw speelde cq zich de achtergelaten vrouw vóelde. Kennelijk heeft ze hun kinderen gebrekkig geïnformeerd over het feit dat ze allemaal gratis woonden door hun vader.

Mijn cliënt moest zijn woning verkopen om aan deze kromspraak tegemoet te kunnen komen. Hij heeft lang heel slim en zuinig geleefd en moet dat nu opnieuw doen. Nu hij moet huren in plaats van in een afbetaald appartementje te zitten.

Kraanwater drinken, enkel fietsen, geen auto, zijn was buiten te drogen hangen, tweedehands kleren dragen, naast stamppot vaak soep met brood eten, de verwarming niet hoger dan 16°, de militaire douche, zelden op een terrasje zitten, maar gewoon op een bankje met een lunchpakket, geen vakanties, en beven voor wat hij in zijn brievenbus aantreft; het begint allemaal weer opnieuw.

Ik ontvang hem voor een zacht prijsje. En serveer thee met een gevulde koek, en nu met kerstmis krijgt hij een paar kaarsen van me mee. Wat me meteen op het idee brengt om er elke cliënt één te geven.

Zalig kerstfeest allemaal! En vier dit jaar zonder schaamte een Green Christmas als je je weinig kunt veroorloven. Wij vieren het ook zo, op initiatief van mijn dochter. Niet omdat we er nu nog slecht aan toe zijn, maar omdat we eigenlijk allemaal al genoeg spullen hebben. 

*Een onvervalste vorm van ouderverstoting door de moeder
De definitie van ‘ouderverstoting’, ook wel ‘parentale verstoting’ genoemd:als een kind één van de ouders afwijst als gevolg van manipulatie of beïnvloeding door de andere ouder. Die ouder doet dan aan ouderverstoting. Niet het kind zelf. (De benaming kan verwarrend zijn.)

Redactie: Petra Hoetz
Afbeelding: eigen foto

Op de achtergrond

De ambulance werd met ongeduld afgewacht, was er godzijdank snel en de verpleegkundigen, beiden mannen, deden hun intrede daadkrachtig, vriendelijk en geruststellend. Topteam leken ze me. Ik bleef op de achtergrond.

Hij leeft en is in goeie handen, is ons verzekerd. 

Sinds ik afhankelijk ben van het openbaar vervoer, lukt het me nauwelijks meer om een dagje te gaan bijkletsen bij een van mijn oudste vriendinnen, die in Nederland woont. Maar onlangs kreeg ik een lift. Feest! Met haar man kom ik ook heel goed door één deur. Niet voor niets was ik een van de getuigen op hun huwelijk. 

Mijn vriendin en ik hadden zojuist samen besproken wat voor geluk die twee met elkaar hebben gehad in dit leven vol woelige watertjes die ze moesten doorzwemmen, toen hij  achter de bank opdook waarop zij zat. Ik had me in een stoel tegenover haar genesteld en had hem zien binnenkomen. Hij had nog niet ontbeten en begon aan een banaan. “Bananen zijn kaliumbommen,” waarschuwde ik, “niet ideaal bij hartproblemen.” Er was me namelijk net verteld dat die bij hem werden vermoed, al sloeg de huisarts geen alarm.  Maar mijn vriendin keek me aan met een blik van: Ja, zal best wel, maar ik ga die man zijn onschuldig  banaantje niet afpakken. Ook hij liet zich door mij niet van de wijs brengen. Zo zou ik wellicht ook hebben gereageerd; als je op alle adviezen van anderen af moet gaan, blijft er geen leven meer over.  

Of het met die stomme banaan te maken had of niet, maar plots zag ik de vriend langzaam langs de rugleuning van de bank voorover naar beneden zakken. Hij gaf geen kik en ik hoorde ook geen bons. Eerst dacht ik nog in een flits iets met veters strikken ofzo, maar zijn hoofd bleef uit beeld. Plots drong het tot me door en met een schreeuw waarschuwde ik mijn vriendin. We vlogen om de bank heen. Daar lag hij. Zo bleek en bewegingloos heb ik enkel doden gezien. Hij had geen pols meer en reageerde een minuut lang nergens op, al riep mijn vriendin steeds zijn naam en probeerde ze hem wakker te schudden. Terwijl ik telefoneerde met de hulpdienst, begon zij, voormalig verpleegster, hem te reanimeren. Na een paar seconden al sloeg hij zijn ogen half open, keek verward om zich heen en gaf een beetje over. Hij wist niet waar hij was, noch wat er was gebeurd, maar voelde zich ellendig. Mijn vriendin bedwong haar paniek, hield hem vast en begon rustig en duidelijk te vertellen hoe de situatie was, dat hij stil moest blijven liggen en dat alles goed kwam. Dat kalmeerde hem wat.  

De ambulance werd met ongeduld afgewacht, was er godzijdank snel en de verpleegkundigen, beiden mannen, deden hun intrede daadkrachtig, vriendelijk en geruststellend. Topteam leken ze me. Ik bleef op de achtergrond, als alerte getuige. Er vielen mij zaken op. Zo zei mijn vriendin dat hij geen pols meer had gehad. De mannen begonnen uit te leggen dat je daar een kenner voor moet zijn en dat een hartslag soms enkel bij de hartslagader zelf te voelen is. Mijn vriendin vertelde dat zijn hartslag nadien onregelmatig was. De mannen legden uit dat ‘onregelmatig’ een rekbaar begrip is. Enzovoorts. Hij zou dus waarschijnlijk toch een polsslag hebben gehad en daar hij ook geen pijn in zijn linkerarm had, zou één en ander weleens gewoon te maken kunnen hebben gehad met zijn misselijkheid. Een optie inderdaad. Mijn, achteraf bezien, terechte tegenopmerking vanuit de coulissen, dat hij steeds zijn hand op zijn hart legde en niet op zijn maag, werd genegeerd.  Ook toen mijn vriendin die opmerking nog eens herhaalde. Haar  daarop volgende “Ja maar …”, werd vriendelijk en zelfverzekerd weggewuifd. Verder werden er natuurlijk allerlei vragen gesteld over het hoe en waarom. Maar de man was nog dizzy en hij bagatelliseert zijn eigen sores nogal gemakkelijk. Dat kan gevaarlijk zijn. Ik hoorde hem antwoorden geven die niet helemaal klopten. Mijn vriendin natuurlijk ook. Daarom nam zij, die hem beter kent dan wie ook, het vaak over. Ze werd er, zij het respectvol, op gewezen dat ze het liever van meneer zelf hoorden; ze wilden waarschijnlijk inschatten hoe helder hij was. Logisch. Ook mijn vriendin begreep het verzoek, wilde geen tijd verspillen aan een wellicht onnodig machtsspel en hield verder haar mond. Maar door de haar (en mij) opgelegde stilte miste het ambulancepersoneel belangrijke informatie. En zo kwam het dat haar man een half uurtje later doodleuk aan de arm van een verpleger naar de buiten wachtende ziekenwagen wandelde; zijn tweede en derde hartstilstand tegemoet. Ik heb, verbijsterd, nog een foto gemaakt van zijn vertrek. 

Alles is goed gekomen, zoals mijn vriendin haar man al had beloofd. Maar wel blijft mijn vraag over de communicatieruis tussen het ambulancepersoneel en ons. Is die te herleiden tot een verschil in overwicht tussen man en vrouw, een kwestie van leek versus deskundige, wellicht een combinatie van de twee? Is er iets anders aan de hand? Of zie ik in dit geval gewoon spoken?  

Hoe dan ook; mensen die -terecht- veel te zeggen hebben, zouden niet moeten vergeten om ook eens te luisteren, anders lopen ze het gevaar dat ze enkel maar zichzelf blijven herhalen. 

Redactie: Petra Hoetz
Afbeelding: eigen foto 

EKR en andere pioniers

Rouw als levenslange, persoonlijke en unieke aanpassing aan verlies en aan een wereld die voorgoed veranderd is door dit verlies. Rouw is niet lineair en er staat geen tijdslimiet op.

Als meneer Alexander Bell de telefoon niet had uitgevonden, dan had een ander op een goed moment wellicht iets vergelijkbaars bedacht en hadden we het vandaag niet over ‘bellen’ gehad maar misschien over pietersen of wilkinsonnen. Maar een figuur als Bell was nodig.  Net als het frêle vrouwtje met haar ijzersterke geest, Elisabeth Kübler-Ross (1926-2004). Een pionier die een leven lang heeft geijverd om waardig sterven en rouwen op de destijds zwaar gemedicaliseerde wereldkaart te zetten. Haar 5 fasen model*(1) is vandaag wat achterhaald, vooral omdat men al lang ontdekt heeft dat die fases zich niet per se apart en in die volgorde afspelen. In haar fase model wordt tevens gehint naar een afronding, een eindpunt van de rouw. Daar wordt tegenwoordig weleens scheef naar gekeken, en zelf heeft ze later in haar leven ook al aangegeven dat die fases door elkaar heen meanderen en geen eindpunt hoeven te kennen. Hoe dan ook….
Dat er überhaupt herkenbare ‘rouwfases’ zijn, daar heeft zij ons van bewust gemaakt. 
Evenals dat rouw veel meer is dan een depressie;
– dat rouw hard werken is;
– dat niet alleen volwassenen, maar ook (zelfs hele jonge) kinderen wel degelijk rouwen;
– dat sterven een plek moet krijgen in het dagelijks leven – als het enigszins kan thuis – in plaats van op de gang van een ziekenhuis liggen zieltogen omdat je in de ogen van de op genezing gefocuste artsen een afgeschreven zaak was waar ze zich niet goed raad mee wisten. Maar sterven is niet gelijk aan falen;
– dat er hospices zijn, die erop zijn ingericht om een stervensproces ruimte, omhulling en ondersteuning te bieden, onder meer door de nabijheid van naasten en door deskundige verzorging van zowel de psychische als de fysieke symptomen die bij het sterven kunnen horen. Een waardig sterven en afscheid kan bovendien de rouw van de achterblijvenden aanzienlijk verzachten;
– en dat we degelijk opgeleide rouwtherapeuten en rouwcoaches hebben.

Zij is de grondlegger van zowat alles wat heden ten dage op rouwgebied gebeurt. Het acroniem EKR is in mijn vakgebied iets gelijkaardigs als JFK.
Je kunt vandaag als je met je iPhone zwaait, beweren dat meneer Bell niet verder kwam dan een uit meerdere delen bestaand log apparaat dat je niet in je broekzak kwijt kon en waarmee je enkel kon bellen en niet ook nog kon fotograferen, filmen, e-mailen, bankieren, googelen en ga maar door. Maar híj heeft de tele-fonie, het communiceren op afstand, op de kaart gezet. Dit soort mensen verdient een blijvende ere plek. EKR heeft die plek in mijn hart, hoewel ik al dik vijfendertig jaar met andere modellen bezig ben en zelf als mededirecteur van De Bedding, Rouw- en Expertisecentrum Gent, ook vormend ben geweest op dit gebied. Lees er Ze Zeggen Dat Het Over Gaat*(2)op na, een titel die al impliceert dat er geen eindpunt is waarop je stopt met rouwen. Maar wat ís rouwen dan? Johan Maes en ik hebben het in ons boek destijds ongeveer zo verwoord: “rouw is de levenslange, persoonlijke en unieke aanpassing aan verlies”. Het verlies niet enkel als een emotionele ervaring, maar ook een fysieke, cognitieve, gedragsmatige en sociale. We beschrijven rouw als een proces waarbij degene die het verlies lijdt, zich aanpast aan een wereld die voorgoed veranderd is door dit verlies. Het gaat niet alleen over het hebben van verdriet en het verwerken van een verlies, maar ook over het vinden van een nieuwe manier om in het leven te staan na het verlies. We benadrukten -ik deed dat ook steeds in mijn erop volgende boeken*(3) én in mijn columns- dat rouw niet lineair is en er geen tijdslimiet op staat.

Over pioniers gesproken … in Nederland en in België hebben behalve Johan Maes en ik ook Daan Westerink, Manu Keirse, Senne Mullie, Let Dillen, Riet Fiddelaers-Jaspers, Wim Distelmans, Marinus Van Den Berg  e.a. stevig aan de weg getimmerd.

*1) 5 fasenmodel van EKR:
a) Ontkenning: de realiteit van het verlies wordt ontkend.
b) Woede: gevoelens van frustratie en onrechtvaardigheid overheersen.
c) Onderhandelen: er wordt gemarchandeerd in de zin van onderhandelen met het lot, met hogere machten of met zichzelf. (Áls ik dit of dat wel of niet gedaan had was alles misschien anders gelopen of zal het misschien nog anders lopen)
d) Depressie: intens verdriet en somberheid overheersen
e) Aanvaarding: het verlies wordt geaccepteerd en er ontstaat berusting.
EKR voegde hier later aan toe dat de fases niet lineair zijn, in verschillende volgordes kunnen verlopen, zich kunnen herhalen en dat de intensiteit van de gevoelens van persoon tot persoon kan verschillen.

*2) Ze Zeggen Dat Het Overgaat (2007) Johan Maes en Evamaria Jansen
*3) Stille Verhalen (2009) en Verlieskunst (2013)

Redactie: Petra Hoetz
Afbeelding: detail cover van ‘Ze Zeggen Dat Het Overgaat

De wolven zijn nooit weg geweest

Dat ik redelijk Bijbelvast ben en als puber jarenlang de katholieke kerk bezocht, lag volledig aan de kortsluiting in het brein van een man die in feite niets over mij te zeggen had, maar fataal veel over zijn gezin. Later in mijn leven heb ik mij met veel overtuiging uit laten schrijven bij de katholieke kerk, maar daar is wel degelijk een devote periode aan vooraf gegaan. Het absurde van de kronkel in de weg die mij daarheen leidde, werd me vandaag tijdens een gesprek plots duidelijk.

Mijn ouders hebben mij zeker spirituele inhoud meegegeven. Deze stond los van enige kerk, maar ik heb me wel altijd vrij gevoeld om te geloven hoe ik zelf wilde. Dat ik vele zondagochtenden braaf naar de mis ging, lag dan ook niet aan hen.

Ik had een hartsvriendin die thuis grote moeilijkheden had. Hóe groot, is me pas jaren later duidelijk geworden. Wat destijds zichtbaar was voor mij, was dat haar vader met strenge hand en eeuwig geheven vinger over de zijnen heerste. Hij hield zijn terreur strikt beperkt tot zijn gezin. Niemand anders had last van hem. Wél kreeg ik de wind van voren toen ik als jong volwassene -naïef- tegen hem en de manier waarop hij met zijn gezin omging in opstand kwam. Uiteindelijk werd mij met een smoes de toegang tot zijn huis ontzegd. Dat had hij slim bekeken.

Maar in die eerste jaren, toen hij mij nog tolereerde, groeide de gewoonte dat ofwel mijn vriendin bij ons logeerde ofwel ik bij haar. We sliepen op den duur nooit meer alleen. Dat bleek voor háár veiligheid te hebben betekend en voor mij gewoon plezier. We hadden het geweldig samen, ik had lang helemaal niets door van de losse handjes van pa. Er zat nog wel meer los aan de man trouwens. Hij wist zijn broek ook niet altijd omhoog te houden in de buurt van noch zijn dochters, noch zijn zoons. Hoorde ik nóg veel later. In die tijd, nu een halve eeuw geleden, zweeg je versteend als bijvoorbeeld de hand van je pianoleraar de hele les lang zwaar op je bovenbeen rustte en hoopte je tot in je merg dat die niet verder op zou kruipen. De initiële verstarring is nog steeds een wijdverbreide reactie. Maar destijds hield je ook thuis je mond, bang voor onder meer straf en niet geloofd worden. Nog afgezien van of je jezelf wel helemaal serieus kon nemen. Je worstelde in stilte en schrijvend in je dagboek met de schaamte en een sluipend gevoel van schuld. Je dagboek ging op slot. Het sleuteltje droeg je aan een ketting op je hart.

Een trouwe kerkganger was de bewuste vader wél, eeuwig in gristelijke discussie met als hoofdtoon zijn grote, heilige gelijk. Een razend intelligente, welbespraakte man. Als Godvruchtig heerschap zat hij, zoals velen in zijn positie, stevig in het zadel binnen de familie. Een van zijn geboden was, dat als je in zijn huis logeerde, je mee moest naar de kerk. Ik vond dat geen enkel probleem, want het betekende saamhorigheid, een gezellig wandelingetje, koffie met een verrukkelijke zelfgebakken cake naderhand en in de kerk zelf lekker de slappe lach krijgen omdat we wisten dat dat nou nèt was wat pertinent niet mocht. Terug naar je kerkbank keren met die verdomd droge hostie aan je verhemelte geplakt zonder dat je hem zichtbaar weg mocht kauwen … Daar dan ook nog vroom bij moeten kijken, was meer dan mijn vriendin en ik aankonden zonder hopeloos overgeleverd te worden aan de slappe lach. Dat we ons streng gade geslagen voelden door haar pa, verhoogde de stresspret alleen nog maar. Als we weer in de kerkbank neerknielden om ons al hostie zuigend tot de Heer te richten, biggelden de tranen ons over de wangen. Kwestie was dat je op zulke momenten in géén geval naar elkaar mocht kijken, want dan was je reddeloos verloren. We waren pubers. Wat wil je? En voor haar was dit verborgen plezier waarschijnlijk een broodnodige uitlaatklep.

Maar het komt er dus op neer dat ik jarenlang zeker eens in de twee weken naar een preek zat te luisteren omdat ik onbewust de buffer was tussen een gewelddadige, kerkgaande vader en zijn gezin; als er een logee was, durfde hij niet. De held. Goddank kon hij thuis nog regelmatig lekker los gaan als mijn vriendin bij ons sliep. Daarom heeft hij het nog zo lang met mij volgehouden, denk ik.  

Die mannen kwamen er toen toch ongelooflijk veel gemakkelijker vanaf dan nu, terwijl hun kinderen levenslang in therapieën zaten en zitten. Deze  vader heeft de zijne, toen ze eenmaal volwassen waren, nooit meer te zien gekregen, behalve dodelijk bedroefd tijdens een begrafenis, jaren later.

Toch nog íets van gerechtigheid? Maar het blijft voor alle betrokkenen zó een triest verhaal, voor enkele van hen een triest leven en voor een van hen een triest én kort leven: mijn vriendin. Geïsoleerd levend en psychisch steeds meer een kasplant geworden, werd ze op een ochtend gewoon niet meer wakker. Er werd geen andere oorzaak gevonden dan dat haar hart simpelweg gestopt was met kloppen. Niemand was echt verbaasd.

Redactie: Petra Hoetz
Afbeelding: eigen schets v haar schooltas anno 1975
Toestemming: deze column en de afbeelding werden geplaatst met toestemming van haar zusje

Privileges

Een van de huishoudelijke taken waar ik nooit een hekel aan heb gekregen, integendeel, is het ophangen van een wasje in de buitenlucht. Het geeft me een gevoel van onafhankelijkheid en ik geniet van de geuren en het beeld van twee bomen verbonden door een lijn vol in de wind wapperende frisse was. Ik fotografeer ze al tientallen jaren overal waar ik kom. Helaas beginnen het plaatjes uit grootmoeders tijd te worden. En ook ik moet me tegenwoordig behelpen met rekjes, trapleuningen en de topper: de balkonrail boven de Leie.

32 °C. Op dit moment zit ik dankbaar stil te zijn in het gedempte groen  van een relatief koele boomgaard. Met een boek erbij ben ik wat aan het bekomen van een werkjaar waarin zowel voor mij als voor de meesten wel weer genoeg gebeurd is. Gisteren had ik, te midden van al het groen, uitzicht op een prachtig helderblauw wasje aan een wit rek. Het was dat van een ex-vriend bij wie ik op vakantie ben. Zijn wasmand puilde weer eens uit, dus ik zei: “Laat mij maar, ik sorteer de boel wel even”, want in die prille fase van het proces begint hij al psychisch te hyperventileren. Bovendien nodigen oude situaties uit tot het vervallen in oude gewoontes. De blauwe was kwam het eerst aan de beurt en hing even later in de boomgaard.

 “MEFROU, IS DIE WAS FAN U?” donderde plots uit heldere hemel van boven op mij neer. Geschrokken keek ik op naar het dakterras van het penthouse dat ik al eerder had staan bewonderen. Het uitzicht op een waar paradijsje op aarde, werd nog verfraaid door tientallen schitterende aardewerken potten met welig tierend groen erin. Erachter verhief zich een twee verdiepingen hoge indrukwekkend gevormde glaswand. Ertussen vermoedde ik tuinmeubilair van topkwaliteit. De idylle werd overhuifd door een wijnrode zonneluifel die alles in een romantisch licht deed baden.

“MEFROU!” Nu was het zo dat ik haar stem al kende van haar urenlange, opgewekte telefonades met vriendinnen vanachter haar privé groen. Een gerebbel dat ook nu afwisselend voor- en achtergrond is tijdens mijn schrijven. Maar deze adressering was fortíssimo. Ze had nu mijn volle aandacht. En toen dat eenmaal dat in orde bleek, maakte ze met haar wijsvinger het universele gebaar voor verboden. Daar het heel warm was en de wind gelukkig deed wat hij moest doen, zou het illegale wasje binnen het halve uur droog zijn. Mede omdat het opzetten van het rekje veel acrobatie gevergd had en het inklappen een nog onbekend avontuur was, liet ik het maar even zo.

Over smaak valt niet te twisten en over plaatselijke reglementen nog minder; heláás, wat mij betreft. Om mijn ex niet te compromitteren, zijn de overige ladingen braaf de droogtrommel in gegaan.

De droogtrommel, het dure, uiterst milieu-onvriendelijke alternatief. Een vaak onnodig alternatief bovendien, dat meewerkt aan de destructie van ons klimaat. De ramp slaat mondiaal toe, maar sommige plekjes schijnen vooralsnog behoed, zoals deze oase in een toch al adembenemend mooi, welvarend stukje Nederland.  Om dat mee te helpen conserveren, had mevrouw beter kushandjes naar mij, of desnoods enkel het wasje, geworpen vanuit haar geprivilegieerde glazen burcht. Maar na haar de zondvloed. En van haar hart maakt ze ook al geen moordkuil. Zij redt het wel.

Redactie: Petra Hoetz
Afbeelding: was ophangen in Zechin (Dld), gefotografeerd door Manuela Penné

Zelfde gezin, zelfde opvoeding?  

Gebleken is, dat baby’s en aapjes recht en onrecht al onderscheiden. Als het ene aapje voor dezelfde taak een mindere beloning kreeg, gooide het arme ding zijn beloning verontwaardigd naar zijn verzorgster en stak zijn vuistje uit de kooi om woedend op de tafel te slaan! Kregen ze allebei hetzelfde (maar minder lekkere … ) na eenzelfde taak, was er niets aan de hand.*(1) 

Baby’s liet men kijken naar eenvoudige situaties waarin iets wel of niet klopte. Hun ogen bleven beduidend langer op het scherm gericht bij die filmpjes die iets toonden wat onrechtvaardig was. Iets in hen vatte het niet. Het moest langer bekeken worden. Het klopte kennelijk niet met hun aangeboren rechtvaardigheidsgevoel. Moraliteit is niet door de mens bedacht. “Het is niet eerlijk!” is geen kinderachtige uitroep, maar één van nood, die van diep van binnen komt en te maken lijkt te hebben met een soort natuurwet. Consequent evidente oneerlijkheid moeten ondergaan, doordat er tegen die natuur wordt ingegaan, is beschadigend.   

Onderzocht is tevens de uitwerking van willekeur; wanneer een kind feitelijk nooit van tevoren weet waar het aan toe is. Er kan dus altijd en overal gevaar opduiken, ongeacht de situatie. Leven in zo’n voortdurende angst en ongewisheid is vernietigend voor een kinderziel en kan logischerwijs later uitmonden in een neiging tot het verregaand controleren van de omgeving. Controle, met andere woorden de situatie in de hand denken te hebben, bezweert angst voor willekeur. 

Toen ik onlangs bleef slapen bij vrienden, trof ik naast het logeerbed een stapeltje boeken aan. Haaa! Bovenop lag Judas, de getuigenis van Astrid Holleeder over de hel waarin zij en al haar familieleden decennia lang leefden. Dit door de fysieke en mentale terreur van eerst hun vader, maar later in een nog ergere vorm, te weten hun roemruchte broer Wim.*(2) Ik begon te lezen en struikelde al snel. Astrid Holleeder beschrijft hoe hun gewelddadige pa, die een fiks alcoholprobleem had, zijn vrouw en kinderen afranselde en op alle mogelijke manieren afstrafte en onder de duim hield. Vreemd vindt ze het echter dat alle vier kinderen dezelfde gewelddadige terreur als opvoeding moesten ondergaan, maar dat er maar één ontspoord is: Wim.  

Dezelfde vader. Jazeker, maar ik las ook hoe anders deze vader met zijn oudste zoon omging dan met de anderen. Die wisten dat zelfs een verkeerde beweging al grof geweld kon uitlokken. Dat is stressvol schipperen, maar toch met een zekere wetmatigheid. Wim echter, de oudste, werd met volkomen willekeur onderworpen aan doorgedreven straffen en uitvallen. Gewoon omdat zijn kop vader op onvoorspelbare momenten niet beviel. Of er werd hem iets belangrijks beloofd wat op het laatste moment werd ingetrokken. Sadistisch. Straf kreeg hij ook geregeld voor dingen die de anderen hadden uitgespookt; had hij ze maar moeten tegen houden. Hij nam aanvankelijk zijn zusjes waar mogelijk in bescherming. Als jongeman werd hij daarentegen nog erger dan zijn eigen vader hem had voorgeleefd. Bijna al zijn familieleden zijn met de dood bedreigd geweest en ze waren er diep van doordrongen dat het geen loze dreigementen waren; hun zwager, voorheen vele jaren ‘bloedgabber’*(3) van hun broer, had de één of andere niet achterhaalde disloyaliteit (?) jegens Wim (die paranoïde was) niet overleefd. Zijn zus werd afgeperst met een pistool tegen het hoofd van haar zoontje, Wims kleine neefje. Ik bedoel maar, de angst zat er goed in bij de familie en maakte Willem Holleeder, behalve buitenshuis ook binnen de familie een geduchte autoriteit. Zacht gezegd. 

Het verschil tussen de kinderen onderling was er wel degelijk en bestond eruit dat drie ervan hun jeugd beleefden in angst, maar hun straffen min of meer konden reguleren met hun gedrag. Ze hadden de regie van hun leven deels in eigen hand. Wim echter niet. Volkomen, gevaarlijke willekeur was de rode draad bij hem. Geen seconde was hij veilig, geen ogenblik zonder adrenaline, geen moment had hij ook maar enige controle over wat er met hem zou gebeuren … Extreme angst kan even extreme controle als beveiliging genereren. Dàt hebben zijn familie en omgeving geweten.  

En dan was er nog het punt van onrecht; hij had steeds met bloed betaald voor zonden die hij niet had begaan en die zelfs deels op conto van zijn broer en zussen stonden. Later verloor hij dan ook elke vorm van empathie voor hen. Het heeft er alle schijn van dat hij probeerde hen te breken, zoals ook hijzelf gebroken was.  

Liquidaties, diefstal, afpersingen, enzovoorts zijn natuurlijk niet te vergoelijken. Het is bovendien nodig dat de maatschappij daartegen wordt beschermd. Maar íets van deze tragische en verwoestende levensloop snap ik wel.  

*(1) Het inmiddels wereldberoemde experiment uit 2004 van Frans de Waal en Sarah Brosnan; de eerste, eenvoudige versie, destijds met kapucijnaapjes http://www.ted.com/talks/frans_de_waal 

*(2) Willem Holleeder 

*(3) Boezemvriend, in dit geval ook bondgenoot (samen ontvoerden en gijzelden ze in 1983 Heineken en zijn chauffeur Doderer). 

Redactie: Petra Hoetz 

Afbeelding: ID 243018239 © Jozef Micic|Dreamstime.com 

Moeders in de schaduw

En weer is het zover; de zomervakantie is aangebroken. Mijn praktijk sluit een paar weken, maar nu is het nog full house … en weerklinkt ook dit jaar hier weer de pijn waar ik persoonlijk ook een klik mee heb; moeders (sorry, geen vaders dit keer, maar ze zíjn er wel) die hun kinderen een tijdlang mee moeten geven met de ex, waar ze in een slecht geval een vechtscheiding mee hebben doorgemaakt. Vaak hoort daar inmiddels ook alweer een partner bij die ze soms enkel maar kennen van zien. In een behoorlijk aantal gevallen zijn ze ermee bedrogen. Van twee vrouwen weet ik dat ze, door de wet gedwongen, kleine baby’s mee gaven. Een voorraad flesjes afgekolfde borstvoeding met koel-elementen mee in de bagage. Of moeders die dagelijks met een verse voorraad richting baby reisden. Innig hopend dat daar goed mee omgegaan zou worden, wat nog niet zo vanzelfsprekend is binnen vechtscheidingen. Doe het maar!

Er zijn ook moeders die het alleen maar fijn vinden om er even niet alleen voor te staan met hun kroost, maar die zijn in de minderheid. Meestal leggen de praktische voordelen het ruimschoots af tegen het missen, de bezorgdheid om het kind buiten hun zicht en de pijn van het niet meer hebben van hun gezin. Vaak doen moeders hun uiterste best om zich het voordeel voor ogen te houden en zich daaraan op de trekken: een heerlijke vakantietijd voor hun kinderen. Uit eigen ondervinding weet ik dat deze oefening zo effectief is, dat ik na een kleine, weemoedige aanloop, plezier kreeg in het plezier van mijn kinderen en niets anders meer voelde dan dat. Maar het betreft een besluit van de wil, geen actie vanuit de onderbuik. En ik dank God op mijn blote knieën dat ik nooit hele kleintjes mee heb moeten geven aan min of meer onbekende moederfiguren. Of aan een vader die ik in die rol niet voldoende zou vertrouwen.

Wat ook zo moeilijk blijkt, is de confrontatie via sociale media. Zonder een moment stil te staan bij eventueel kwetsbare of bedroefde achterblijvers, plaatst vakantie vierend volk hier van alles; veelal trouwens een verheerlijkte afspiegeling van de werkelijkheid. In het beste geval gebeurt dit onnadenkend; in een slecht geval wrijven de reizigers de ex hun samengesteld-gezins-idylle met opzet in het gezicht. Als je het hebt over het bemoeilijken van rouwen en ‘loslaten’, kun je de rol van sociale media onmogelijk overslaan.

Even naar BV-land *(1). Geen idee hoe de ex-vrouw van Gert Verhulst in haar vel zit met betrekking tot haar echtscheiding en moederschap, maar ik denk weleens aan haar als ik flarden nieuw-samengesteld-gezinspret in de vorm van ‘De Verhulstjes’ voorbij zie komen. Onlangs stak de ‘plusmoeder’ voor de camera’s met haar vork een hapje eten in de mond van de dertig-jarige zoon van haar man. Moest dat nou echt? En liet hij zich dit zomaar aanleunen? Kennelijk wel en ik gelóóf ook in het vele plezier dat ze met elkaar hebben. Maar … die moeder … Weten dat je kinderen het goed hebben bij de ander is één ding. Dit jarenlang via de televisie flagrant je woonkamer binnen krijgen, lijkt me van een andere orde.

Toen ik 30, 40 jaar geleden als stiefmoeder op vakantie was met de nog jonge kinderen van mijn nu ex-man, was het weliswaar een ander tijdperk, maar zorgden we ook toen al dat ik op geen enkele foto voorkwam die in andere handen kon komen. En nóg was de moeder furieus over wat ze na de vakantie bij haar ex-schoonouders op de piano zag staan; vrolijke, zonnige foto’s van haar kinderen met hun vader in het zwembad. Door mij gefotografeerd. Ze kon het niet aan (en hield zich niet in). Vandaag moeten we er allemaal maar gewoon tegen kunnen. Er is weinig plaats voor dubbele en ingewikkelde gevoelens.

Nog een voorbeeld dat me al tijden opvalt, te weten het in mijn ogen opzichtig moederlijk en bezitterig gedrag van prinses Marie *(2) van Denemarken ten opzichte van haar twee stiefzoons. Dat wil zeggen, zeker in het openbaar. En wel vanaf het prilste begin. Dit mierzoete plaatje wordt al vijftien jaar uitgesmeerd in de bladen. Het kan zijn dat ze werkelijk gek is op die jongens, maar dan nog. Bij elk vertoon van innige affectie op camera-momenten gaat mijn empathie spontaan uit naar de echte moeder, Alexandra; hoe zou dit voor háár zijn? Ik verwachtte niet daar ooit achter te zullen komen, maar vorige week stuitte ik op een recent interview met haar.  Ter gelegenheid van het afstuderen van de oudste zoon. Duidelijk een vrouw met de missie haar kinderen niet emotioneel te verscheuren binnen een loyaliteitsconflict. Ze heeft altijd haar mond gehouden, geen biografie geschreven of laten schrijven, is totaal discreet op de achtergrond gebleven. En nooit heeft ze zich in het openbaar negatief over haar opvolgster uitgelaten. Zelfs haar royale dotatie heeft ze na een periode geweigerd; ze was niet te koop en verkocht zelf ook niet.  Bewonderenswaardig.

Opvallend was het om van de journalist een bevestiging te lezen van wat ik al zo lang denk en wat staat voor een situatie als deze, maar wat ik zelden verwoord zie:

Waar Joachim en Marie al snel twee kinderen kregen [..], verzandde Alexandra’s leven in zorgen voor Nicolai en Felix en moeten toezien hoe de nieuwe prinses Marie harten stal, het hartstikke leuk had met Joachims zonen uit zijn eerste huwelijk en moeiteloos haar plaats ten paleize innam.
Hoe moeilijk het is om iedereen in een samengesteld gezin in zijn waarde te laten, bleek wel uit Nicolai’s diploma-uitreiking, waar Alexandra iets te bloot verscheen en Marie iets te veel de liefhebbende bonusmoeder uithing.” *(3)

Waar het ‘iets te bloot’ in dit verband op sloeg, weet ik niet goed. Ik ben het gaan opzoeken; ze had een korte rok aan en het misstond zeker niet. Mijn gissing is, dat het zogezegd ongepaste bloot in de ogen van de journalist te maken had met Alexandra’s eventuele bedoeling hiermee; zonder woorden zeggen: “Zie mij!”

Ik zou het haar niet kwalijk nemen na al dat openbare overvleugelen van haar en haar moederschap.

*(1) Voor de Nederlandse lezer: de Vlaamse variant van BN-land.
*(2) Marie Cavallier, getrouwd met Joachim van Denemarken. Niet te verwarren met Mary Donaldson, de kroonprinses van Denemarken, vrouw van Frederik. Voor de geïnteresseerden.
*(3) Bron: artikel in Libelle met als bronvermelding Costume, SE og Hør, Det Danske Kongehus.

Afbeelding: eigen foto praktijkruimte Oudburg
Redactie: Petra Hoetz

Destructief recht, deel 2 

In de vorige column gaf ik al een kleine inleiding in het begrip destructief recht. Ook in andere stukjes gebruikte ik de term. Onderstaand een meer uitgebreid voorbeeld van de oorsprong en werking ervan in iemands leven.

Haar tweelingbroertjes, die alles achterover drukten wat los en vast zat, ook uit hun moeders portemonnee, deden het haar dagelijks voor. Toch was het op haar zevende nog steeds niet haar gewoonte om te pikken.
Tot ze op een ongelukkig moment besloot om ook eens toe te slaan. Een eindeloos half uur, onnodige omweggetjes langs de verschillende winkelpaden, en vele hartkloppingen later brandde er een pakje onbetaalde kauwgums in de zak van haar jas.
Waarom had ze het lucratieve voorbeeld van haar broers gevolgd? Dat zat zo: haar moeder, die er alleen voor stond -vader leefde wel, maar verkoos samen met zijn loon & lief uit beeld te blijven- had opmerkingen gemaakt over de bewuste winkelier. Hij zou een dief zijn, zijn klanten veel te veel aanrekenen en over een arsenaal doortrapte trucjes in zijn voordeel beschikken in verband met wisselgeld. Ze noemde het mannetje ‘Lepe Luc.’ Maar de dochter was lekker leper dan die stoute Simon en haar vader bij elkaar en ze ging het Lepe Luuk dubbel en dwars betaald zetten, want aan haar vader kon ze niet raken. Ze liet haar moeder verdikke niets meer afpakken, door niemand niet. Het recht werd in eigen hand genomen, in kleine porties, verdeeld over de dagen.
Haar broertjes, die stalen als de raven, hadden natuurlijk ogen als haviken en wisten waar ze op moesten letten. Dat listige had hun zusje niet in zich en op een dag hadden ze haar vast. De soepele partnertjes in crime breidden hun verbond na haar brevet van onvermogen niet uit naar een driemanschap, maar verlinkten haar verontwaardigd bij hun moeder; hiermee de reinheid van hun eigen tweelingzieltjes onderstrepend.

Moeder had nog nooit iets genomen wat haar niet toekwam en raakte in paniek. ‘Eens een dief, altijd een dief.’ O God, kwam dat van vader? Je wist maar nooit. Dat moest ze eruit zien te slaan eer het een gewoonte werd. Het kind zag dan ook alle hoeken van de kamer, ontwrichtte een pols en kneusde een enkel. Van de broertjes geen spoor natuurlijk. Die zaten achter hun slaapkamerdeur schuldig te beven. Want wie had deze explosie nu voorzien?
Kort na het duchtig uit de hand gelopen pak slaag, waar haar moeder zelf achteraf ook niet goed van was, zette ze het kind van nog geen acht onbegeleid op de trein; ze kon haar gezicht even niet meer zien en eerlijk gezegd, ook haar eigen weerspiegeling in de gewonde ogen van haar dochter niet. De reis ging naar een bevriend pater waar een magische hoeveelheid pedagogisch heil van werd verwacht. (Het bezoek was prettig en verliep niet zoals u misschien even vreesde.)

Als studente werden haar broers haar vrienden en lachte zij zich suf als er weer eens eentje onbekommerd met een halve haan in zijn kontzak de Delhaize uit was gekuierd of de ander
’s avonds in een kroegje naar haar knipoogde vanachter een glas rum-cola waarvan enkel de cola was betaald. De rum kwam gratis uit de slijterij ernaast. Zelf voelde ze geen drang meer tot stelen, maar ze genoot van de handigheid en de overwinning van haar broers. De medeplichtigheid in het besparen van ‘nutteloze’ uitgaven smaakte haar.

Jaren later, zwanger van haar eerste, bevond ze zich plots regelmatig in situaties waarin ze een vleesmessenset -ze was vegetariër- in de buggy van haar baby had laten glijden en zacht moederlijk glimlachend de kassa’s passeerde om de set even later thuis onbenut bij de drie andere op te bergen.
Of als iemand haar in haar ogen onrecht had aangedaan, verdween er een bedragje uit zijn of haar portemonnee en voelde ze zich weer oké.
Na de geboorte van nummertje drie stopte de kleptomanie abrupt, net zo plots als ze was begonnen. (*) Misschien was er tijdelijk een evenwicht in haar leven hersteld?

Maar niet voor lang. De moeder van de jonge vrouw werd op een mooie zomerdag vlak voor haar huis door een auto geschept. De chauffeur pleegde vluchtmisdrijf en liet het hoopje moeder op de rand van de straat voor dood achter. Voor de ogen van haar dochter.
Buurtgenoten veegden de dochter bij elkaar en hielpen haar instappen in de veel te laat gearriveerde ambulance. Daar zat ze lijkwit naast de brancard met haar mama weerloos uitgestrekt erop. Halverwege de rit werd voorzichtig het laken tot over haar hoofd getrokken. Vader stuurde een rouwkaart, ondertekend door hem en zijn lief: hun voornamen door een & verbonden. Ingesloten duizend franc bijdrage voor de familiekrans.

De gevluchte chauffeur was gekend in de buurt en hij was opgemerkt. Een arts nog wel. Op de één of andere manier ontsprong hij de dans. Het zusje en haar broers, allemaal inmiddels volwassen en sommige al ouders van kinderen, zaten rond de keukentafel van het ouderlijk huis dat opgedoekt moest worden. Ze smeedden plannen, dat spreekt. De banden van die man zijn auto gingen er sowieso al aan en waarom niet even een herinnering aan de fatale dag in de glanzende lak gekerfd? Zulke simpele zaken kwamen altijd dik voor mekaar met die broers van haar en voelden voor korte tijd heel goed. Maar naar bleek, niet goed genoeg.
Op een nacht rukten de mannen uit machteloze woede een hele rij dure, messcherp getrimde coniferen uit des dokters tuin. Op een nog radelozer nacht staken ze de losstaande garage van de man in brand. Ze werden nooit berecht, de slimmeriken.
Maar op de donkerste nacht van de vele slapeloze- niet toevallig een zoveelste sterfdag- belde de dochter aan bij de drieste chauffeur, krijste in haar verdriet reeds in zijn indrukwekkend galmende hal de hele villa bij elkaar en dreigde hem zijn ballen te breken als hij zich niet verantwoordelijk stelde voor de immense pijn die in haar familie geleden werd.
Dat was niet slim, niet fijn, niet vredig. Er volgde dan ook een aanklacht wegens huisvredebreuk en alles wat de advocaat van de gefortuneerde tegenpartij er maar uit kon slepen. De minnelijke schikking kostte haar een vermogen.

Eens een dief, altijd een dief. Exact waar haar moeder al bang voor was geweest. Onlangs is ze voor de derde keer opgepakt wegens winkeldiefstal en heeft ze naast een zoveel- urige werkstraf de dringende aanbeveling gehad om iets aan ‘angermanagement’ te doen. Ze is bij mij in therapie terecht gekomen.

Haar broers hebben inmiddels topbanen en zijn van onbesproken gedrag. Als er eens iets discutabels uit zou lekken over het verleden van deze gladde, erudiete en bovendien appetijtelijke zakenmannen, zou niemand het geloven. Of ze tegenwoordig nog proletarisch winkelen, weet hun zusje niet. Ze hebben zich van haar gedistantieerd; ze zou een slechte invloed op hun kinderen hebben, al functioneert haar drietal uitstekend, zonder smet of blaam.

Een welkom advies, die therapie waarin ze haar gerechtvaardigde, maar -al lang voor de dood van haar moeder- ontspoorde woede om te beginnen eens in passende banen kan leren leiden.

(*) Onder meer kleptomanie kan te maken hebben met de hormoonhuishouding. Deze aandoening komt regelmatig voor tijdens zwangerschappen.

Afbeelding: eigen foto praktijkruimte Oudburg

Redactie: Petra Hoetz

Destructief recht, deel 1 

Omdat ik onlangs een petitie ondertekende tegen de schending van de mensenrechten in de Gazastrook en daarbij mijn telefoonnummer en e-mailadres opgaf, had ik prijs. Het resulteerde in een telefoontje van een Amnesty International medewerkster. Of ik een momentje had. Normaal probeer ik zulke intrusies te vermijden, maar nu bedacht ik me. Bij nader inzien had ik dat momentje waarom ze vroeg eigenlijk wel en ik ging ervoor zitten. Dat ik uiteindelijk gevraagd zou worden om een maandelijkse bijdrage zag ik natuurlijk op mijn sloffen aankomen en dat was ook oké.

De dame aan de telefoon had zich na haar pensioen volledig op het gevecht voor de mensenrechten gestort. Ze was goed op de hoogte van wat er gaande was, onder meer in de Gazastrook, en we raakten steeds dieper in gesprek, want het onderwerp heeft ook mijn hart. Speciaal in dit geval, omdat ik zowel Joodse als Palestijnse vrienden heb en meerdere malen in Israël was; een keer maandenlang. 

Zij raakte er ook maar niet over uit dat een volk dat zelf zo verschrikkelijk veel geleden heeft als het joodse, andere bevolkingsgroepen zo weinig ademruimte gunt. “Ze weten toch hoe erg het is om onderdrukt en uitgemoord te worden? Waarom doen ze het dan anderen aan?” Haar verstand stond erbij stil. Maar goed, ze had die dag nog meer telefoontjes te plegen en uiteindelijk concentreerden we ons op de verwachte zakelijke overeenkomst. Daarna bedankte ze me hartelijk voor mijn bijdrage, maar ook nog eens speciaal voor ‘het fijne gesprek’ en ineens kreeg ik zin om iets meer duiding te geven aan de ogenschijnlijke tegenstrijdigheid die zij maar niet verteerd kreeg. 

“Hebt u toch nog een momentje?” vroeg ik op mijn beurt. Had ze. En ik vertelde haar kort dat ik psychotherapeut ben en begon haar het principe van destructief recht uit te leggen; een principe dat zich in het gevoelsleven van iemand kan gaan nestelen als hij zelf veel onrecht heeft ervaren.
Een kind dat geregeld slaag heeft gekregen, groeit niet per se uit tot iemand die anderen spaart op dat vlak. Het loopt de kans een volwassene te worden die er juist van overtuigd is dat hij het recht heeft om de ander pijn te doen.
Een kind wiens hele jeugd in het teken heeft gestaan van een vechtscheiding, waarin het veel heeft moeten liegen om beide partijen tevreden te stellen, kan uitgroeien tot een manipulatief persoon. De manipulator, die (vaak onbewust) ervaart het grootste recht te hebben op liegen en op het uitspelen van partijen. Een volwassene die werkelijk het gevoel heeft in zijn recht te staan als hij destructie aanricht.
Een vrouw die jarenlang huiselijk geweld heeft ondergaan en later, na de scheiding, geen genoegen neemt met een uitleg op kindermaat, maar haar kroost in tegendeel opzadelt met de akeligste, gewelddadigste details.
Ik heb weet van een kind dat alles over het kennelijk treurige intieme leven van de ouders via moeder aan moest horen, waarbij vooral vaders gekluns in het licht werd gezet.
Een cliënt die een jeugd van oeverloze mentale verwaarlozing achter zich heeft, schreef me ooit een venijnige brief over mijn zogezegde nonchalance, nadat hij had gehoord dat ik dat jaar een maand vakantie zou nemen in plaats van drie weken. 

De rekening wordt aan (meestal onschuldige) derden gepresenteerd. Destructief recht wordt daarom ook wel de roulerende rekening genoemd. Iemand die veel in een machteloze positie heeft gezeten en dit bewust of onbewust als bedreigend heeft ervaren, kan later een beroep kiezen waarin macht kan worden uitgeoefend over anderen. Schrik niet, daar zitten echt niet alleen kaakchirurgen, beulen, deurwaarders en politieagenten bij, maar ook binnen de zorg kan door de destructief gerechtigden onbewust macht worden uitgeoefend over mensen die in een zwakkere positie staan. Kijk maar rond in bejaardentehuizen en eerlijk gezegd ook binnen de psychiatrie en -o help- in vrijwilligerswerk. Een ander voorbeeld is dan weer het hondenbaasje dat vroeger geen controle had (bijv. domineerde een onbetrouwbare vader of een ziekelijk perfectionistische moeder diens jeugd) en als volwassene de controle grijpt over een wezen dat net zo machteloos is als hij destijds was: een huisdier dat zijn baasje ondanks heel veel wangedrag trouw zal blijven. Een hond, die tot in extremis wordt gedrild, of mishandeld. Ik had vroeger contact met een vrouw die levenslang gebeefd heeft voor haar tiran van een vader. Stokoud werd de man natuurlijk en op zijn begrafenis klonken niets dan lovende woorden van zijn devote dochter. Haar eigen kinderen pamperde ze en prees ze de hemel in onder het devies “Zij mogen niet meemaken wat ik moest verduren.” (Strontvervelende, hooghartige jongens werden dat, net kloontjes van hun opa.) Bij haar honden echter, kreeg haar onderbewustzijn de overhand. Ze was een echte slavendrijfster. Elke gram eigen wil werd uit die beesten gedrild. Ze gedroegen zich een stuk beter dan haar zoons, dat dan weer wel. Het is een oud verhaal. 

De tragiek is, dat alle destructief gerechtigden, hoe onsympathiek soms ook, zelf geleden hebben en ‘gewoon’ de rekening daarvan doorgeven. Meestal onbewust. Deze lijn, die door meerdere generaties heen kan spiralen, valt te doorbreken met erkenning van het onrecht wat hen door derden of door het leven is aangedaan. Het is helend om serieus genomen te worden als slachtoffer van iets dat onheil in jou heeft aangericht. Denk bijvoorbeeld aan de rechter die erop stond om de slachtoffers/overlevers van Epstein toch nog een dag lang aan het woord te laten tijdens een proces dat naar aanleiding van zijn zelfdoding eigenlijk op dat moment stilgelegd had kunnen worden. Die dag van publiekelijk begeleid, beluisterd en geloofd worden, na alle jaren van ontkenning en bagatellisering van hun verhaal, omschrijven ze als een van de beste momenten in hun tot dan toe moeilijke levens. Wellicht was het de start van een helingsproces. Een dergelijk proces is echter geen kwestie van een namiddagje de balans opmaken. Het is lang en intens werken. 

Redactie: Petra Hoetz 

Afbeelding: eigen foto v deel vh embleem van Amnesty International (www.amnesty-international.be) 

Bonus

Als stiefouder of plus ouder is de kloof tussen je best doen en het goed doen soms diep.

Het leven heeft mij uitgedaagd met een paar heftige zaken, zoals verschillende langdurige relaties/huwelijken. Eén met een gescheiden man en drie met weduwnaars. Klinkt wel heavy als ik het zo opschrijf. Het is echter dagelijkse kost, die me niet zwaar op de maag ligt: een vensterbank vol potten met de grassoort die ook op het graf van de overleden partner groeide. Haar foto erbij. Een kleine urn met wat as van de andere echtgenote in mijn boekenkast. Het zilveren medaillon met foto onder het t-shirt van mijn eerste partner.

Het hebben van pluskinderen en ex-pluskinderen (die deels na de scheiding van hun vader in mijn leven bleven) was een meer gelaagde uitdaging. Ik heb aardig wat ervaring bij elkaar gesprokkeld als stiefmoeder, plusmoeder, bonusmoeder, hoe je het ook noemen wilt. Maar ook als nieuwe partner die moeilijk geaccepteerd werd door een vorige partner en daaruit volgend diens achterban of door die van een overleden vrouw.

Daarbij is me in de loop der jaren een en ander opgevallen. Onder meer dat je als stiefouder soms weinig recht hebt op een mening en dat het ontbreken van dat recht zich uitstrekt tot je partner. Want wat die beweert, zal wel ingefluisterd zijn door …. HAAR, dat nieuwe mens. Een vroegere partner schreef eens een boze brief aan zijn moeder, een vrouw die ik nooit heb leren kennen omdat mijn lief met haar gebroken had. De ophefmakende brief werd beantwoord en hem vergeven (maar wel in haar testament gelegd) in het licht van moeders aanname dat “die Evamaria er wel achter zou zitten.” We waren onbekenden voor elkaar, ik was nog maar net opgedoken, maar plots was ik -niet zij, noch haar zoon- verantwoordelijk voor de afscheuring die al tijdens zijn puberteit was ingezet.

In een keurig berichtje probeerde ik jaren eerder binnen een andere setting te benoemen waar mijn partner over struikelde in zijn pogingen tot contact met zijn kind omdat het uiten ervan hem zelf niet lukte, maar hij er wel over bleef foeteren tegen mij. Dat het gewoon eens rechtstreeks besproken moest worden, wilde hij wel van me aannemen, maar: “Doe jij maar.” Ik deed, hij las en keurde het goed. Stuurde het vervolgens naar zijn kind door via zijn eigen account, maar onder mijn naam. Daarop herkende de ander duidelijk dat dit niet van vader kwam en werd het verticaal geklasseerd. De conclusie dat het soort taal niet van hem afkomstig was, was terecht. Maar weinig opzienbarend, omdat ik mijn bericht al met die mededeling begonnen was. Het mocht niet baten; beiden werden we fijntjes monddood gemaakt.

Drie voorbeelden van de honderden. Ik snap het allemaal wel. Maar leuk is anders. En onrecht steekt. Ik deed tot voor kort mijn uiterste best, maar de kloof tussen je best doen en het goed doen, is soms diep. Wat ik het meest bizarre vind, is dat van elk goed koppel wordt verwacht dat het elkaar steunt en inspireert. Maar als niet-eerste vrouw, dien je kennelijk achter een wand van gewapend beton naast je eigen man te overleven, want plots wordt het principe van wederzijdse beïnvloeding dan vertaald in ‘manipulatie.’

Ik verwacht niet het onmogelijke, vertrouwd als ik ben met allerlei vormen van rouw, die je zeker ook in nieuw samengesteld gezinssituaties aantreft. Sterker, deze gezinnen zijn gestoeld op verlies. Ik heb begrip voor de vooringenomenheid, het wantrouwen, het verdriet, de pijn en jaloezie, de loyaliteitsconflicten, de competitie & machtsstrijd en zelfs de haat die daarbij kunnen komen kijken. Ik heb zelf onderweg ook mijn wanhoopsmomenten- en zelfs periodes gehad en daardoor  schoonheidsfouten gemaakt, vooral toen ik nog niet zo met het concept vergroeid was.

Ondanks een ruime portie begrip van mijn kant voor alle partijen, blijft het schuren dat ik nog nooit, in mijn bijna veertigjarige stief-, plus-, bonuscarrière ook maar iets van aangetrouwde familie gehoord heb in de richting van een werkelijk compliment. Toch verdiende ik dat van tijd tot tijd weleens. Waaraan ik leerde herkennen dat men iets waardeerde of onmogelijk af kon breken, was: een diepe stilte. Ik leerde dat als opluchting ervaren. Oef, het was niet fout!

Toen ik het vermoeden kreeg dat een stiefkindje van drie niet goed hoorde en daarom zo abnormaal slecht sprak, stuurde ik die boodschap met hem mee toen mijn partner zijn peuter bij zijn ex-vrouw, de moeder, afzette. Mijn mening werd daar ontvangen als ‘een typisch overdreven kleuterleidstersopmerking’ (*), mijn partner was ‘de sukkel die in die betweterige onzin meeging’ en … er werd nadrukkelijk niets ondernomen. Een jaar later liet de ex weten dat op school geconstateerd was dat hun kind gehoorproblemen had en buisjes in de oren zou krijgen. Ze bracht het alsof het nooit eerder een onderwerp was geweest en ze de buisjes zelf ontworpen had. Mijn terechte tip werd niet gehonoreerd, maar tegen me gebruikt. En tegen het kind, wat een jaar eerder verlost had kunnen zijn van alle gehoorproblemen. Ook hoorde ik nooit: “Wat fijn dat de papa zijn kinderen de laatste tijd zo trouw belt. Zijn we niet van hem gewend. Daar zul jij wel iets mee te maken hebben?” Of: “Tof dat de kindjes zo lekker eten in het weekend, ze hebben het er thuis over. Jij bent zeker de kok? Want de vader kon nog geen krop sla wassen.” Ze móchten van hun moeder mijn eten niet lekker vinden, werd me veel later verteld. Of: “Wat fijn dat je ruimte in je huis maakt voor die grote, prachtige trouwfoto van onze gestorven moeder, vader is daar zó blij mee.” Nee, ze vonden dat die foto niet bij hun vader en zijn nieuwe vrouw in huis hoorde te hangen. Ze gniffelden er laatdunkend om en stootten elkaar ervoor aan. Volgens hen ‘eigende ik me hun moeder toe’, begreep ik uiteindelijk. Voor mijn ex-man en mij hoorde ze er echter gewoon bij. Een pracht van een vrouw, waarmee hij 40 jaar gelukkig getrouwd was geweest. Zo’n gelukkig gezin ook, dat ik wenste dat het dit verlies en de erop volgende neergang nooit had mee moeten maken.

Een risico van plusouderschap is dus dat je ofwel níet bestaat ofwel in het negatieve.

Wat ik zeker niet mag overslaan, is de mij toebedeelde rol als bank, helpdesk, vraagbaak en klaagmuur. Die is inherent aan mijn karakter of beroep (de kip en het ei) en ik heb er dan ook tientallen jaren zonder aarzeling gehoor aan gegeven. Er was veel nood, doordat ouders gestorven waren of anderszins afwezig. Maar nu zijn de kinderen allemaal veertigers of ouder, met wie ik net te lang een relatie had die uit balans was. Als ik een hele website voor de één schrijf, teksten redigeer van de ander, een fiets uitleen aan een derde die hem prompt laat stelen, een ander in mijn afwezigheid een verblijf in mijn appartement gun terwijl die het achterlaat als een zwijnenstal, en ze komen daar met geen enkel woord meer op terug, klopt het toch niet meer? (**) Dit zijn zaken die ik van mijn eigen kinderen niet accepteer.

“Ik ren dus ik ben” was voor mij zeker een thema binnen mijn stiefmoederschap; tot alles bereid om mijn goeie wil te tonen. En dat wordt natuurlijk gevoeld, wat disbalans in de kaart speelt. Het elastiekje is daarom vaak uitgerekt geweest en onlangs gebroken. En eigenlijk … mag dat ook wel eens; ik ben nu vijfenzestig en één van de weinige voordelen van mijn stief-positie is, dat ik me geruisloos ietwat kan distantiëren. Niet te verwarren met tegenwerking; ik blijf trouw aan de zaak, maar op waakvlam. Met andere woorden, ik ben met plusouderpensioen gegaan.

* Ik heb ooit in het bijzonder onderwijs gestaan.

** omdat deze column persoonlijk is en over echt bestaande en eventueel herkenbare mensen gaat, is het belangrijk om te nuanceren dat je een groep individuen nooit over eenzelfde kam mag scheren, ook deze niet. Het is vaak een minderheid die de sfeer bepaalt.

Eigen foto: Golf van Eilat

Redactie: Petra Hoetz