Alle liefde van de wereld 

… Gelukkig heb ik mijn cliënten zelf nooit de bekende rozentuin beloofd. Alleen dat begeleiding in veel gevallen kan helpen. En dat je binnen een geslaagde therapie niet leert om niet meer te vallen, maar om sneller op te staan…

“Alle liefde van de wereld had hem nog niet kunnen redden.” Dat zei zijn vriend aan de telefoon. Ik geloofde hem niet, die middag. Mijn grote liefde, zo noemde ik de man waar ik het meest wanhopig naar verlangd en om geleden heb, die met niets meer te helpen zou zijn geweest? Ik wist het zo net nog niet.  

Hij was die middag, op de verjaardag van zijn moeder, tegen een intercity gesprongen. De trein die ik vaak had genomen als ik hem bezocht.  

Niet dat ik zijn besluit niet begreep. Of de datum. Niet dat ik het zeer zekere en definitieve van deze sprong niet vatte. Niet dat het, zijn achtergrond en jeugd kennende, volslagen onverwacht kwam. Empathie met de ultieme stap op zich had ik ook. Wat ik echter jarenlang en eigenlijk tot voor kort niet heb kunnen vatten, was die uitspraak van zijn vriend; dat alle liefde van de wereld hem niet meer had kunnen redden. Of beter nog dat je uit je leven stapt, terwijl er nog iemand is, al is het maar één persoon, die als jij daarom vroeg, de wereld af zou graven om bij jou te komen. Of die voor jou zou sterven.  

Lang voelde ik me schuldig. Waren mijn gevoelens dan toch niet krachtig genoeg? Was ik niet duidelijk geweest? Was ik, met heel dat hart van mij dat aan zijn voeten lag, juist een extra last? Had ik niet goed genoeg naar hem geluisterd? Was ik te jong, met mijn achtentwintig jaar? Had ik iets gezegd of gedaan wat hem over de rand had geduwd? Had ik nog iets kunnen doen om het te voorkomen? De bekende vragen. Deels beantwoord in de erop volgende jaren.  

Vierenzestig ben ik nu, en iets van het antwoord op één bepaalde vraag drong onlangs pas voluit tot me door. Zelf heb ik mijn vroege jeugd in een tehuis doorgebracht, een positie die zowel destijds als later binnen ons gezin, minder bescherming bood dan je voor een kind zou wensen. In mijn hechtingspatronen heb ik natuurlijk averij opgelopen, die ik ten dele kon genezen. Mijn ex-man en ik hebben bijna dertig jaar van elkaar gehouden. Met de prachtige man daarna was het tien jaar goed. En nog. Toch blijkt dat ik al die liefde en ook therapie niet heb kunnen aanwenden om bepaalde gaten in mijn ziel definitief te dichten. Vele wel, maar niet alle. Een onthutsende ontdekking. Gelukkig heb ik mijn cliënten zelf nooit de bekende rozentuin beloofd. Alleen dat begeleiding in veel gevallen kan helpen. En dat je binnen een geslaagde therapie niet leert om niet meer te vallen, maar om sneller op te staan.  

De gaten die in mijn gestorven vriend waren geslagen, waren  langdurig, wreed en opzettelijk toegebracht. Dat opzettelijke was bij mij niet het geval. Anders dan hij, leef ik; niet ongecompliceerd, maar bij momenten heel gelukkig en voor de rest oké genoeg. Dat hij vastberaden koos voor de dood ondanks mijn jarenlange onvoorwaardelijke steun en trouw en felle liefde, is nu niet zo’n raadsel meer. Nu, nu ik op mijn leeftijd ondervind dat vroege schade soms nooit meer helemaal goed gemaakt kan worden. En hoe onverhoeds de gevolgen van je geschiedenis je soms als vanuit het niets kunnen besluipen.  

Zo graag zou ik hem dat nog laten weten. Dat ik hem, ondanks dat ik er voor hem was met heel mijn wezen en geloofde dat dat volstond, toch kan volgen in zijn laatste sprong.  

foto Evamaria, ijsbloemen