Voor als ik écht niet meer kan

Na de voorbije commotie rond de rechtszaak die de zussen van Tine Nys aanspanden, vind ik de tijd meer dan rijp om een column te publiceren die vorig jaar in mijn boek VERLIESKUNST is verschenen. Destijds hàd ik al een stukje over de zaak Tine* op mijn website gezet. Ditmaal deze. Opnieuw blijkt hoe moeilijk euthanasie ligt bij ondraaglijk psychisch lijden. Voor Tine vind ik het zo jammer dat haar laatste wens niet door haar familie gerespecteerd is geweest. Voor haar zusjes zijn de aanloop, haar dood en de nasleep daarvan natuurlijk een trauma. Toch ben ik heel blij dat ze ‘hun’ rechtszaak niet gewonnen hebben. Omdat ik op zich achter de mogelijkheid voor euthanasie in dergelijke omstandigheden sta. Een mogelijkheid die nu door het creëren van angst bij artsen ernstige schade is toegebracht. Door van zo’n laatste wens, die naar eer en geweten en wettelijk in orde is nageleefd, een rechtszaak te maken met een dergelijke hoge inzet hebben meerdere artsen nu al hun toezeggingen ingetrokken.

De mensen die terecht stonden voor moord, hebben het predicaat ‘moordenaar’ mijns inziens niet verdiend. Ik ken verscheidene van hen persoonlijk, plus een paar die met de feiten te maken hadden en eveneens in het nieuws kwamen. Maar ik weet ook uit de eerste hand dat enkelen van hen deontologisch niet altijd zuiver op de graat te werk zijn gegaan als ze eenmaal op dreef waren om iemand uit zijn of haar lijden te verlossen. Daar zit één van de valkuilen die de discussie over grote omzichtigheid bij euthanasie terecht op gang houden. En opnieuw is de gevaarlijkste persoon die ik in dat opzicht ken, niet eens als dader in beeld geweest. Daarover heerst onrust in kringen waar ik beroepshalve verkeer. Toch blijf ik pleiten voor het op zijn minst even ernstig nemen van mentaal als fysiek lijden.

Voor als ik écht niet meer kan…

Ze houdt van kinderen, dat heeft ze me verteld en ze heeft het bewezen ook; door als gediagnosticeerd border-liner** af te zien  van het krijgen ervan. En ook nog op andere manieren verwezenlijkt ze haar liefde voor het kleine volkje. “Sedert een paar weken,” zei ze me onlangs, “loop ik weer naar flats te kijken. Naar de hoogte ervan en naar de plek waar ik neer zou komen en of daar geen kinderen spelen. En dat terwijl ik me een jaar zó rustig heb gevoeld.”

Een cliënt aan het woord, al wordt haar misschien binnenkort het zwijgen weer opgelegd. Haar jeugd zonder honk; op geen van de vele verre plekken waar ze woonde met haar ouders. Ouders die haar met hun voorbeeld deden toegroeien naar haar latere besluit om zelf geen kinderen te krijgen. Kind-zijn kon je een mens niet aandoen, niet op de manier waarop zij kind moest zijn. Ze heeft geen broers of zussen, geen ooms en tantes, geen ouders meer en geen man. Het voorbeeld van haar ouders was ook de voeding van haar angst om zich blijvend te verbinden. Vriendinnen haakten af door de vele verhuizingen, haar psychiatrische opnames, haar nood, haar eenzaamheid. Niet aantrekkelijk voor de plezier prefererende medemens!

Maar toch, een mooie vrouw, een vriendelijke vrouw, een lieve vrouw.  Intelligent en heel vatbaar voor humor. Eeuwig in de kou, of in de verkeerde handen. Eenzaamheid is, ook bij haar, echt niet altijd zelf gekozen en is een wrede straf voor iets wat ze niet gedaan heeft. Ze zou het althans niet weten.

De afgelopen jaren was ik getuige van haar dagelijkse strijd om de moed bij elkaar te rapen om door te blijven ademen; om steeds weer de enorme krachten te mobiliseren die nodig zijn om haar levensangsten zover te bedwingen dat ze haar niet volkomen lamleggen  -soms heeft ze gewoon drie dagen geen eten omdat ze de deur niet uit durft voor boodschappen- ; om niet op de eerste de beste torenflat waar geen kinderen onder spelen, te klimmen en de sprong richting verlossing van de pijn te wagen.

“Het mag niet, het mag niet, het mag niet….” Van wie niet? Wie bepaalt dat? Wie weet dat?

Ik in elk geval niet. Gesprekken met haar over een eventueel zelf gekozen einde aan dit al veertig jaar durend uitzichtloze geestelijke lijden worden dan ook allerminst door mij begeleid met het vermanende vingertje. En juist dat heeft haar een zekere mate van rust gebracht vanaf de allereerste keer dat ze het (spijtig genoeg taboe)-onderwerp durfde aan te snijden en geen oordelen over zich heen kreeg. De rust werd nog wat dieper toen ze eenmaal haar papieren  voor haar euthanasie in orde had; er is een uitweg voorzien voor als ik écht niet meer kan. Dat besef deed haar lichter ademen, maakte haar vrolijker, minder bang en –verdomd nog aan toe- vechtlustiger om vol te blijven houden!

Bekend is, dat bij patiënten aan wie een pijnstiller is beloofd, of die ervan verzekerd zijn dat ze zolang ze pijn hebben niet alleen gelaten worden, de pijndrempel aanzienlijk hoger komt te liggen. Ze kunnen met andere woorden veel meer pijn aan als er verlossing of verlichting in zicht is en hun pijn dus als probleem erkend.

En juist dàt is een aspect van de grote genade die wettelijke erkenning van de gelijkheid in legitimiteit en ondraaglijkheid van zowel uitzichtloos geestelijk lijden als uitzichtloze lichamelijke pijn is.

Als een jonge vrouw op de teevee verklaart dat ze twee dagen voor haar (wegens ondraaglijk en uitzichtloos geestelijk lijden) toegestane euthanasie tot bezinning kwam en besloten heeft om alsnog voor het leven te gaan, dan vermoed ik dat dit besluit heeft kunnen ontkiemen en groeien in de bedding van de mentale, relatieve rust na de toestemming voor euthanasie. De kans is, naar mijn ervaring en kennis als psychotherapeut en rouwtherapeut, niet gering dat ze vandaag nog leeft dankzij die toestemming, en niet ondanks..

Ik heb meerdere mensen gekend die hun euthanasiepapieren in orde kregen en er daarna nooit meer naar getaald hebben tot aan hun natuurlijke dood[1]; ze hadden namelijk rust. Het weten dat er een uitweg was, bleek voldoende steun te geven om de hele weg te gaan. Er was een man bij met ALS[2], twee vrouwen met MS[3], twee vrouwen met CVS[4], een oudere vrouw met een simpele verhuisdepressie (…), een vrouw die maar niet over een zeer traumatiserende verkrachting heen kwam en een man die het faillissement van zijn familiebedrijf als het einde van zijn leven ervoer.   

Dat is mede de kracht van het mogen nemen van een beslissing. Als die je tenminste niet uit handen wordt genomen bij de wet. Als je een moeilijke keuze moet maken tussen meerdere zaken, kan het helpen het om innerlijk gewoon voor één ervan te kiezen. Daarna voel je vaak pas of deze keuze echt bij je hoorde of niet en kun je altijd nog erop terugkomen of doorgaan.

Aanhoudende, of steeds weerkerende psychische pijn is isolerend, afmattend en vooral zeer beangstigend. Het besluipt je, je hebt er veel minder controle over dan je zou willen en je voelt je mede daardoor voortdurend schuldig dat het je maar niet lukt om te leven ‘zoals iedereen’ ondanks alle goede raad van buitenaf (“Jij moet gewóón …” en dan komt het).

Natuurlijk heb ik net als de meesten onder ons aan den lijve ervaren wat angst, pijn, ziekte, zorg, verlies en verdriet zijn, maar sedert ik op de bodem van een zware burn-out maandenlang in een angststoornis ronddoolde, heb ik een nieuwe definitie van het begrip ‘hel’ ontdekt. Dat aan mensen die dit soort martelingen jarenlang en zonder uitzicht op verbetering de mogelijkheid tot een waardige uitweg bij wet geblokkeerd wordt, vind ik niet meer van deze tijd. Een tijd waarin baby’s nog steeds tot zeven, ZEVEN, maanden geaborteerd kunnen worden omdat de moeder of de beide ouders de komst van het kind niet wensen (wegens uitzichtloos fysiek en/of mentaal lijden van ouders en/of kind wellicht).

Ik betreur het ten diepste dat de getuigenis van een jonge vrouw die op het laatste moment alsnog voor het leven koos, door de kromme redenering dat het recht op euthanasie bij uitzichtloos geestelijk lijden dus weer afgeschaft moet worden, voor vele anderen zal betekenen dat ze weer op de trieste zoektocht moeten gaan naar balken, deurknoppen en verwarmingsbuizen om zich aan op te knopen, gasovens om hun hoofden in te steken, onbetrouwbare medicijnencombinaties om in te nemen, scheermesjes om hun polsen mee over te snijden in een bad vol heet water, bouwputten om in te springen, torenflats om af te springen, treinen om onder te springen, water om vanaf een brug in te springen, een woestijn om in te roepen. De ultieme eenzaamheid tot op het bittere einde.

En wat met de nabestaanden na een dergelijke mensonwaardige wanhoopsdaad?


[1] Degenen die vandaag nog in leven zijn, zijn op andere paden geraakt en maken het redelijk tot goed

[2] ALS: Amyotrofe Laterale Sclerose, motorneuronziekte

[3] MS: Multiple sclerose

[4] CVS: Chronisch Vermoeidheid Syndroom [4] Degenen die vandaag nog in leven zijn, zijn op andere paden geraakt en maken het redelijk tot goed

*Tine Nys, fysiek gezond, maar geestelijk al een hele tijd aan het eind van haar krachten, besloot om euthanasie aan te vragen, die tien jaar geleden redelijk correct werd uitgevoerd. Haar zussen kwamen destijds al in opstand en haalden hiermee de kranten.

**Borderline is een  veel omvattend en mede daardoor wat vaag begrip uit de psychiatrie. Het wordt omschreven als een persoonlijkheidsstoornis die is gekenmerkt door ‘abnormaal gedrag’ dat zich vooral uit in onstabiele, chaotische, te snel en te heftig aangegane relaties, een onstabiel zelfbeeld, slechte zelfkennis en hevige stemmingswisselingen. Vaak is er ook sprake van een sterke verlatingsangst (aanklampend gedrag, vaak heel lief voor iedereen die ook maar een beetje lief is voor hen ), impulsief gedrag, zelfverminking en een gevoel van leegte. Eetstoornissen, angststoornissen, middelengebruik, korte periodes van psychose, van derealisatieverschijnselen kunnen voor komen, evenals suïcidale neigingen. De diagnose ‘borderliner’ is niet zo gemakkelijk te stellen, heel veel van voorgaande zaken kunnen bij voorbeeld ook bij een diepe depressie horen. In dit geval voldeed de cliënte echter  inderdaad aan de combinatie van flink wat symptomen uit de reeks.

(***) In Uitweg, beschrijven Boudewijn Chabot en Stella Braam uitvoerig drie zelfeuthanasiemethodes. Persoonlijk denk ik dat ze inmiddels wat verouderd zijn en weet ik dat er gemakkelijkere methodes zijn.

kunst: Hilde Vandenhout