De gesloten loketten

“Waarom komen ze er nu pas mee?” is de tenenkrommende vraag die blijkbaar bij een deel van de bevolking oprijst als mensen verslag doen van een oud trauma.

“Waarom komen ze er nu pas mee?” is de tenenkrommende vraag die blijkbaar bij een deel van de bevolking oprijst als mensen verslag doen van een oud trauma. Meer specifiek lokt vooral het aankaarten van een seksueel grensoverschrijdende gebeurtenis hoog opgetrokken wenkbrauwen uit. De vraag waarom ze er nu pas mee komen, is volkomen irrelevant. Het enige dat telt is dát ze ermee komen. Eindelijk!

De moed en het zelfvertrouwen die hiervoor nodig zijn, zijn voor velen niet weggelegd. Totdat ze ergens een domino-effect zien ontstaan en op die kar mee durven te springen. Welkom, zou ik zeggen. Laat je gerust aanmoedigen door lotgenoten die de spits afbijten. Niks mis mee.

De zeer foute vraag “Waarom komt iemand er nu pas mee?” wordt  gesteld vanuit de omkadering en opinievorming die organisch deel uitmaken vanuit het hele concept van angst en onzekerheid aan de ene kant, en respectloosheid en intimidatie aan de andere; gedragspatronen waarvan lang verondersteld werd dat ze wel door de beugel konden.

Foute vragen worden soms gevolgd door goede raad: “Doe in godsnaam je mond open.” Of, om het met John de Mol te zeggen: “Ga naar de loketten!” Nog afgezien van het feit dat eigenlijk de dader dat zou moeten doen, is één van de bezwaren hierbij: àls ze er al zijn en je  vindt ook nog het juiste, wie zit daar dan achter? Je weet het maar nooit. Ik ging als zesjarige met een glasheldere klacht naar zo’n loket toe; een familielid. Degene die mij belaagde was op dat moment nog steeds in mijn nabije omgeving en zou dat nog even blijven. Het loketje kan op zich het daartoe geëigende zijn geweest. Zo zag het er in elk geval wel uit. Maar de consternatie die ontstond na wat ik meldde, was zo heftig dat het loket voor onbepaalde duur gesloten werd. Nooit meer heb ik er met soortgelijke klachten terecht gekund. Ik werd niet geloofd, dat was gemakkelijker. De loketbediende kon het niet aan. En een kind van zes accepteert dat zonder meer. Een kind van zes, of jonger, of ouder, maakt de vertaalslag dat het misschien ongeloofwaardig is, de dingen niet juist ziet, of zelf iets grondig verkeerd heeft gedaan. Dat resulteert niet zelden in decennialange stiltes. In erge gevallen soms ook in verdringing. Dan kún je niet eens getuigen. Daarmee is de niet relevante vraag beantwoord.

De stupiditeit van de opmerking “Je had toch ‘nee’ kunnen zeggen?” is zo enorm, dat ik er hier even de woorden niet voor vind. Bovendien is ook dit een niet ter zake doende vraag.  Als vrouwen nee zeggen, maakt dat toch niks uit; een oude volksdomheid zegt dat ze in feite ‘ja’ bedoelen. Trouwens, als ze ‘ja’ zeggen, ook al. Vreemd volkje. Geen wonder dat sommige mannen het maar niet vatten.

“Vroeger kon alles, nu niks meer!” is een klok die je ook hoort luiden. Daar zit wat in. We slaan volgens mij te ver door. Elke vader of moeder bijvoorbeeld, die totaal onschuldig zijn of haar peuter dan wel kleuter mee in bad neemt en zich daar onder invloed van de #MeToo beweging nu zorgen over maakt, is er een te veel. “Vroeger kon alles.” Maar vroeger is ook vijftig jaar geleden. En toen al voelde ik op mijn klompen aan, dat er op die grensoverschrijdende momenten iets vreemds en zeer verontrustends gaande was. Alles kon kennelijk toch níet.

Niet dat ik met uw eventuele nieuwsgierigheid wil spelen, maar als ik hier open en bloot zou neer schrijven wie me op 24 september 1966, ik was toen acht, out off the blue fors tussen mijn benen greep, zouden de meesten het niet geloven en zou ik mezelf  belachelijk maken. Dat besefte ik toen al, dus ging ik dit keer niet naar een loket. Terwijl diegenen die mij wel serieus namen, een horde advocaten op mijn dak zouden hebben gestuurd. Ik zou hoe dan ook de smadelijke verliezer zijn geweest. Behalve dat veel later algemeen bekend raakte dat de bewuste man wel degelijk een schuinsmarcheerder was, heb ik geen enkel bewijs (nog afgezien van het feit dat ik de behoefte niet voel om me nu nog te weer te stellen). En aan de andere kant, de kant van wat ze nu al snel een ‘roofdier’ noemen, heerste toen nog onaantastbare macht met de bijbehorende rechten. Daar ging ik niet mee op de vuist. Mij niet gezien! Nee, midden in de #MeToo beweging is dit voor mij nog steeds geen optie, zelfs al zou ik daar anderen mee helpen. Dat specifieke gevoel van machteloosheid en verlamming dat maakt dat ik niet openlijk op de barricades durf, is mij op zich helemaal niet eigen. Maar het is in dit geval sterker dan mezelf. En dát doet me pas beseffen hoe krachtig en hoe moedig diegenen zijn die het wél aankaarten.