Veertien jaar na dat

Vandaag is het alweer veertien jaar geleden. En toch blijft die weemoedige waas hangen over de Gentse Feesten. Hoe we daar wezenloos en uiterst broos toch maar samen op een terrasje waren gaan zitten en onze zoon krijtwit zagen wegtrekken door de aanwezigheid van een groepje luidruchtige stroppendragers. De boezemvriend van onze zoon had zich daags tevoren na moeilijke jaren opgehangen. We vergeten hem nooit meer.
Ter nagedachtenis aan hem, met een mooie herinnering aan feestend volk en ook vol van liefde voor mijn zoon plaats ik te midden van al het gedruis een stille column die ik dertien jaar geleden in deze dagen schreef:

Na telling van het ontzagwekkend aantal bezoekers bleek Gent dit jaar te kunnen bogen op het op drie na grootste jaarlijkse feest ter wereld, direct komend na het Carnaval van Rio de Janeiro.

Ons woonhuis achter De Bedding ligt exact op de grens van het feestterrein en rustiger contreien.  Wij vierden niet al te heftig mee, maar onze vensterbanken des te meer. Als we ’s ochtends wakker werden in een ongewoon stille stad – bussen en trams waren omgeleid, de bevolking sliep haar roes uit – en we gingen naar buiten, merkten we enkel daaraan hoe vrolijk het er ’s nachts weer aan toe was gegaan; de vensterbanken, die diep en laag zijn en daarom bijzonder uitnodigen tot een contemplatief momentje, waren steevast afgeladen met lege bierblikjes, flessen, glazen, plastic bekers en peuken. Ik ruimde ze op een gegeven moment zelfs niet meer op; de volgende dag zouden ze er toch weer staan en het stoorde me niet, de praktijk was toch gesloten. Ik was al blij dat de ruiten heel bleven en er op de stoep geen smerige on-identificeerbare zaakjes achtergelaten waren, waar je niet in uit wilt glijden.

Halverwege de Gentse Feesten reisden onze kinderen naar hun geboortestad om samen met oude bekenden hun overleden vriend te herdenken met een barbecue. Een minibarbecue zoals hij zelf zo vaak spontaan georganiseerd had in het park waar ze nu ook naar toe zouden gaan. Ik was blij voor mijn kinderen dat iedereen solidair was en dat er zelfs een tante van de vriend meehielp; de vriend werd waardig herdacht. Ikzelf had ook wel meegewild, maar kon me moeilijk opdringen aan een groepje jongeren. Daarom bleef ik thuis. Met mijn ziel onder mijn arm doolde ik daar rond in dat grote gebouw. Ik kon mijn ei niet kwijt, ik was verdrietig, ik wilde ook iets doen. Pas toen ik al op weg was naar mijn bed wist ik ineens wat dat was: ik zou mijn kinderen met iets verwelkomen voor als ze in het holst van de nacht zouden thuiskomen. Daarvoor zette ik onze grote zwart-witfoto van de gestorven vriend voor het raam naast de voordeur, zijn gedenkboekje erbij en ik wilde er ook een waxinelichtje naast zetten, maar de angst dat de gordijnen vlam zouden vatten hield me tegen. Het waxinelichtje dan maar buiten gezet. Maar het vlammetje flakkerde helaas zo in de nachtelijke zomerbries, dat ik ook daarvan af moest zien. De oplossing werd gevormd door een heel mooie lantaarn die ik nog ergens had staan om eens cadeau te doen. Ik hoopte dat de feestende voorbijgangers hem lang genoeg met rust zouden laten om mijn kinderen nog een welkom te bezorgen, maar verder had ik er innerlijk al afscheid van genomen. Het was fijn om te gaan slapen met het beeld van de jongen – waar we allemaal zo dol op waren geweest – verlicht door het kaarsje in de lantaarn. Ik heb er speciaal nog even buiten van staan genieten. Dat was mijn viering en het was voldoende.

De volgende morgen was het eerste wat ik deed even aan de voordeur gaan kijken. Het inmiddels vertrouwde beeld van vier met afval volgeladen vensterbanken werd doorbroken door dat ene raam waarachter de foto stond, die ene vensterbank met de lantaarn. Hij stond er nog. Verder niets. Schoon. Niets meegenomen, niets bevuild, niets achtergelaten wat er niet hoorde.

Drommen anonieme voorbijgangers in diverse gradaties van dronkenschap hadden als één man dit plekje herkend voor wat het was en het gerespecteerd.

Ik was er compleet van ondersteboven. Toen de kinderen later opstonden, hoorde ik dat het kleine ‘altaartje’ hun moeilijke thuiskomst, de leegte waar ze na de viering in vielen, zó had verzacht. Ze hadden zelfs nog een tijdje zitten napraten bij de foto in de vensterbank, met een glaasje wijn erbij, genietend van de zomernacht. Hun glazen en de fles hadden ze, zeer tegen hun gewoonte in, naderhand meteen opgeruimd.

Afbeelding: eigen foto

Deadlines

… Dat klopt toch niet? Kinderen moeten toch kinderen kunnen zijn en niet volgepompt worden met inhoud waar ze in hun toekomst in principe altijd een muisklik van verwijderd zijn? Als je het mij vraagt, valt er nog genoeg zinnigs te leren waar geen enkele school tegenwoordig nog tijd voor in kan ruimen …

Qua werk (als psychotherapeut) had ik het de laatste tijd rustig. Dit in tegenstelling tot veel anderen. Niet dat mensen het plotseling gemakkelijker hebben, was het maar zo. Nee, ze hebben gewoon de tijd niet meer om te komen. Naast hun eigen vergaderingen, deadlines en vakantievoorbereidingen, worden ouders tegenwoordig ook nog eens belast met het moeten geven van een begeleiding die eigenlijk vanuit scholen zelf zou moeten komen. Het onderwijs holt kwalitatief achteruit, horen we steeds, maar de hoeveelheid inhoud die kinderen al jong moeten verwerken, is bedenkelijk. Héél veel wordt er goeddeels thuis uitgelegd en ingestampt. Persoonlijk vind ik twee derde waardeloos als leeftocht. Dat een intelligent meisje van negen dagelijks na haar schooluren nog drie uur thuis begeleid moet worden en de tijd niet heeft om haar tiende verjaardag behoorlijk te vieren. Dat klopt toch niet? Kinderen moeten toch kinderen kunnen zijn en niet volgepompt worden met inhoud waar ze in hun toekomst in principe altijd een muisklik van verwijderd zijn? Als je het mij vraagt, valt er nog genoeg zinnigs te leren waar geen enkele school tegenwoordig nog tijd voor in kan ruimen.

Gezinnen gaan overwerkt de vakantieperiode in. Vakantie betekent leegte. Oeps, weer zo’n struikelblok. Negen weken leegte voor de kinderen! Voor de ouders echter zes of zeven weken goochelen met kampen, bosklassen, zeeklassen, schoolpleinwerking, opa’s & oma’s, exen, ruilbeurten met andere ouders, etcetera. En daarna gaan de leerkrachten weer aan de slag met een verwilderd volkje. Wat zetten wij mensen ons en elkaar allemaal vast in een kluwen van de meest stupide regels. Regels die ons worden opgedrongen door personen die niet altijd de helderste geesten zijn. Een gemiddelde groep kleuters hanteert  betere spelregels om het een beetje gezellig te houden in de zandbak. Althans zo is mijn kijk erop.

Soms echter heeft een lastige situatie een positieve bijwerking. De ouders van het eerder vermelde meisje van tien met de torenhoge stapels huiswerk, zijn al jaren uit elkaar. Het contact onderling kan heel wisselend zijn, maar als het hun kind betreft, trekken ze standvastig één lijn. Bij nood of op feestdagen slaan ze de handen ineen en ze verdragen in functie van dit kind beduidend meer van elkaar dan ze anders zouden doen. De afgelopen lente werden ze voor het eerst geconfronteerd met fikse naschoolse begeleiding. Daar de één uit het buitenland komt en de taal niet voldoende machtig is, terwijl de ander geen bolleboos is in exacte vakken, moesten ze de handen nog meer ineen slaan dan ze al gewend waren. In ‘zijn week’ reisde zij er regelmatig heen om hem bij te staan met het huiswerk en andersom kwam hij haar kant op als hun dochter zijn specifieke kwaliteiten nodig had maar het ‘mama’s week’ was. Ze wonen nogal ver uit elkaar en al snel onstond de gewoonte dat degene die geen huiswerkdienst had, kookte. In dit geval ging de weg naar het hart van zowel de man als de vrouw via de maag; ze kwamen weer samen. Nu voor hen hopen op een stressvrije vakantie. Voor iedereen trouwens. Mocht het bestaan.

Afbeelding: Marijke Blokdijk, die in 1975 haar pennenzak, agenda en schooltas tekende.

Van mij

Nadat ik er een hele periode niet was geweest en vol nostalgie in mijn eentje terugkeerde, zag ik dat mijn kleine droom door de aanwezigheid van een stuk of veertig witte, plastic stoelen uit elkaar was gespat

Als het een beetje meezit, heb je naast je portie shit ook wel een paar mooie tot paradijselijke herinneringen. Zoals die koele plek in de verder smoorhete Haute Provence waar mijn ouders ons elk jaar in juli mee naartoe namen. Nooit heb ik van die hitte gehouden, maar ik had mijn uitweg vóór de oude mas* die het oorspronkelijke centrum vormde van het terrein. Een vijftal machtige cipressen, omzoomd door platanen stond daar koel ruisend een paradijsje te verbergen. Eronder fris, zacht gras en een fonteintje. Niemand te bekennen, want snel bruin werd je er niet. Ook ik lag er op mijn badhanddoek lichtelijke FOMO op te doen, maar dat won het niet van de zoete heerlijkheid van de geuren, de milde temperatuur, het gedempte licht en de krekelgeluiden. Dat klaterende water erbij … soepeltjes gleed ik er in langdurige siësta’s. In de verte het blijde zwembadgeroezemoes. Onder de machtige sterrenhemel heb ik er menig keertje mijn slaapzak uitgespreid. Die magische Melkweg daar. En één keer heb ik er bij maanlicht mijn boek kunnen lezen.

In later jaren ontdekten meer en meer mensen dit plekje. Dat was in de jaren dat de waarschuwingen over het gat in de ozonlaag en de gevaren van blootstelling aan de zon steeds feller aanzwollen. Maar oké, de schaduwzoekers waren meestal bedaarde lezers die elkaar en de plek met rust lieten. Wel begon er stilletjes aan een bescheiden handdoeken issue. Nog niet de hilarische spurt die je nu bij hotelzwembaden op sommige YouTube filmpjes ziet, maar er waren toch wel plekjes waar je de hele dag dezelfde handdoek zag liggen. Een mooie plek die echter zelden werd bezet; iemand die gewoon lekker elders bleef zonnen en feesten, maar op deze wijze verzekerd was van een schaduwplekje, indien gewenst.

Nadat ik er een hele periode niet was geweest en vol nostalgie in mijn eentje terugkeerde, zag ik dat mijn kleine droom door de aanwezigheid van een stuk of veertig witte, plastic stoelen uit elkaar was gespat. Veel meer dan dat prachtige, zachte gras waren de stoelen een trekpleister geworden. Op het volledig platgetrapte, vergeelde veldje, waar zo lang vrede en rust hadden geheerst, woedde nu een stoelenoorlog. Er waren niet alleen rechte, eenvoudige exemplaren, maar ook relaxzetels. De race ging waarlijk los. Mensen met een boek op een handdoek pasten niet meer in het plaatje en eigenlijk deed een eenvoudig zitje ook al niet meer mee. Het was er racen om te RELAXEN geworden. Ik ben er weg gevlucht alsof ik het huis waarin ik was geboren en getogen, zag branden.

Sinds twee jaar ben ik baasje van eerst één teckeltje, later een tweede. Dat stelletje! Geen grotere tegenstelling denkbaar. De één zo zacht, zorgzaam en gehoorzaam, de ander een felle, erg slimme, egocentrische donder, die ik met ongepaste vertedering “de helleveeg” noem. De twee tegengestelde karaktertjes hebben elkaar, zij het onder begeleiding, helemaal gevonden. De grotere hondenmand, die ik gekocht had toen mijn eerste hondje de fruitmand was ontgroeid, blijft tegenwoordig leeg; ze proppen zichzelf met hun tweetjes gezellig in de oude, veel te kleine en afgekloven fruitmand. Samen alles delen. Overal waar ik ben, zijn die twee ook. Liefst tot op het toilet. En als ik douche, zitten ze gezellig naast elkaar op de badmat te janken tot ik weer tevoorschijn kom uit de geheimzinnige nevels. Laat hier de hoofdletters maar weg bij relaxed douchen.

Een paar weken geleden begon de oudste onbekend gedrag te vertonen. Ze wilde er niet meer bij horen, wilde ’s avonds op de bank geen knuffeltjes meer en verdween steeds stiekem naar de bovenverdieping of naar de  badkamer waar ze dan uren bleef. Haar roepen hielp niet. Vreemd. Daar ik een beginnende jaloezie op het steeds groter en temperamentvol wordende ‘zusje’ vermoedde, begon ik nog meer dan anders op alle denkbare manieren te benadrukken hoe dierbaar ze mij is. O ja hoor, geen probleem. Dat liet ze zich gewillig aanleunen. Maar na korte tijd verdween ze gewoon weer naar boven. Inmiddels hadden mijn twee hondjes onderling nauwelijks nog contact en àls er iets was, waren het grondig uit de hand lopende conflicten over speelgoed. Een van de felst begeerde schatten, waar het venijnigst ruzie om werd gemaakt, was al een tijdje zoek. Het probleem was dat de oudste het consequent aflegde tegen de jongste, omdat die nog op plekken kan komen waar de oudste te groot voor is. Dus …speeltje verdwenen, lekker rustig, dacht ik. Inmiddels zorgde ik dat ik van alle rest twee identieke exemplaren in huis had. Helaas hielp ook dit niet echt: ze doken als gekken naar elkaars speeltje en als die afgedwongen ruil geslaagd was, begon de hele omruil-aanval opnieuw. Ze wilden gewoon wat de ander had. Op zich een leuk vermaak voor die twee en goed voor de conditie, maar het urenlange gegrauw erbij was voor mij de pretbederver. Als tijdelijk experiment heb ik hun resterende speeltjes weggetoverd, waarna de twee slachtoffertjes een uurtje dicht naast elkaar beduusd naar me hebben zitten kijken en mijn hart zowat braken. Maar ik hield vol. Het resultaat was na korte tijd al dat die twee elkaar weer vonden in het spel. Toch bleef de oudste daarnaast ergens privésessies houden. Gisteren ontdekte ik hoe en wat: hun grootste schat -die die al een tijdje zoek was- was door haar begraven in een kuipstoel die boven op de gang staat. Daar geniet ze in serene rust van het heer en meester zijn over deze specifieke trofee. Soms verbergt ze hem ter afwisseling of als afleidingsmanoeuvre -dat weet ik niet- in een mandje op de badkamer en wordt er op de badmat stilletjes getriomfeerd. (Dit blijft ons geheimpje.)

Twee voorbeelden die mij weer eens attendeerden op een mogelijke frictie tussen bezit & territorium enerzijds en gemoedsrust anderzijds. Of je moet een onbewoond eiland kunnen bekostigen.

*Mas: Zuid Franse term voor een herenboerderij
**FOMO staat voor fear of missing out, oftewel de angst om iets mis te lopen
Afbeelding: eigen foto