In de vorige column gaf ik al een kleine inleiding in het begrip destructief recht. Ook in andere stukjes gebruikte ik de term. Onderstaand een meer uitgebreid voorbeeld van de oorsprong en werking ervan in iemands leven.
Haar tweelingbroertjes, die alles achterover drukten wat los en vast zat, ook uit hun moeders portemonnee, deden het haar dagelijks voor. Toch was het op haar zevende nog steeds niet haar gewoonte om te pikken.
Tot ze op een ongelukkig moment besloot om ook eens toe te slaan. Een eindeloos half uur, onnodige omweggetjes langs de verschillende winkelpaden, en vele hartkloppingen later brandde er een pakje onbetaalde kauwgums in de zak van haar jas.
Waarom had ze het lucratieve voorbeeld van haar broers gevolgd? Dat zat zo: haar moeder, die er alleen voor stond -vader leefde wel, maar verkoos samen met zijn loon & lief uit beeld te blijven- had opmerkingen gemaakt over de bewuste winkelier. Hij zou een dief zijn, zijn klanten veel te veel aanrekenen en over een arsenaal doortrapte trucjes in zijn voordeel beschikken in verband met wisselgeld. Ze noemde het mannetje ‘Lepe Luc.’ Maar de dochter was lekker leper dan die stoute Simon en haar vader bij elkaar en ze ging het Lepe Luuk dubbel en dwars betaald zetten, want aan haar vader kon ze niet raken. Ze liet haar moeder verdikke niets meer afpakken, door niemand niet. Het recht werd in eigen hand genomen, in kleine porties, verdeeld over de dagen.
Haar broertjes, die stalen als de raven, hadden natuurlijk ogen als haviken en wisten waar ze op moesten letten. Dat listige had hun zusje niet in zich en op een dag hadden ze haar vast. De soepele partnertjes in crime breidden hun verbond na haar brevet van onvermogen niet uit naar een driemanschap, maar verlinkten haar verontwaardigd bij hun moeder; hiermee de reinheid van hun eigen tweelingzieltjes onderstrepend.
Moeder had nog nooit iets genomen wat haar niet toekwam en raakte in paniek. ‘Eens een dief, altijd een dief.’ O God, kwam dat van vader? Je wist maar nooit. Dat moest ze eruit zien te slaan eer het een gewoonte werd. Het kind zag dan ook alle hoeken van de kamer, ontwrichtte een pols en kneusde een enkel. Van de broertjes geen spoor natuurlijk. Die zaten achter hun slaapkamerdeur schuldig te beven. Want wie had deze explosie nu voorzien?
Kort na het duchtig uit de hand gelopen pak slaag, waar haar moeder zelf achteraf ook niet goed van was, zette ze het kind van nog geen acht onbegeleid op de trein; ze kon haar gezicht even niet meer zien en eerlijk gezegd, ook haar eigen weerspiegeling in de gewonde ogen van haar dochter niet. De reis ging naar een bevriend pater waar een magische hoeveelheid pedagogisch heil van werd verwacht. (Het bezoek was prettig en verliep niet zoals u misschien even vreesde.)
Als studente werden haar broers haar vrienden en lachte zij zich suf als er weer eens eentje onbekommerd met een halve haan in zijn kontzak de Delhaize uit was gekuierd of de ander
’s avonds in een kroegje naar haar knipoogde vanachter een glas rum-cola waarvan enkel de cola was betaald. De rum kwam gratis uit de slijterij ernaast. Zelf voelde ze geen drang meer tot stelen, maar ze genoot van de handigheid en de overwinning van haar broers. De medeplichtigheid in het besparen van ‘nutteloze’ uitgaven smaakte haar.
Jaren later, zwanger van haar eerste, bevond ze zich plots regelmatig in situaties waarin ze een vleesmessenset -ze was vegetariër- in de buggy van haar baby had laten glijden en zacht moederlijk glimlachend de kassa’s passeerde om de set even later thuis onbenut bij de drie andere op te bergen.
Of als iemand haar in haar ogen onrecht had aangedaan, verdween er een bedragje uit zijn of haar portemonnee en voelde ze zich weer oké.
Na de geboorte van nummertje drie stopte de kleptomanie abrupt, net zo plots als ze was begonnen. (*) Misschien was er tijdelijk een evenwicht in haar leven hersteld?
Maar niet voor lang. De moeder van de jonge vrouw werd op een mooie zomerdag vlak voor haar huis door een auto geschept. De chauffeur pleegde vluchtmisdrijf en liet het hoopje moeder op de rand van de straat voor dood achter. Voor de ogen van haar dochter.
Buurtgenoten veegden de dochter bij elkaar en hielpen haar instappen in de veel te laat gearriveerde ambulance. Daar zat ze lijkwit naast de brancard met haar mama weerloos uitgestrekt erop. Halverwege de rit werd voorzichtig het laken tot over haar hoofd getrokken. Vader stuurde een rouwkaart, ondertekend door hem en zijn lief: hun voornamen door een & verbonden. Ingesloten duizend franc bijdrage voor de familiekrans.
De gevluchte chauffeur was gekend in de buurt en hij was opgemerkt. Een arts nog wel. Op de één of andere manier ontsprong hij de dans. Het zusje en haar broers, allemaal inmiddels volwassen en sommige al ouders van kinderen, zaten rond de keukentafel van het ouderlijk huis dat opgedoekt moest worden. Ze smeedden plannen, dat spreekt. De banden van die man zijn auto gingen er sowieso al aan en waarom niet even een herinnering aan de fatale dag in de glanzende lak gekerfd? Zulke simpele zaken kwamen altijd dik voor mekaar met die broers van haar en voelden voor korte tijd heel goed. Maar naar bleek, niet goed genoeg.
Op een nacht rukten de mannen uit machteloze woede een hele rij dure, messcherp getrimde coniferen uit des dokters tuin. Op een nog radelozer nacht staken ze de losstaande garage van de man in brand. Ze werden nooit berecht, de slimmeriken.
Maar op de donkerste nacht van de vele slapeloze- niet toevallig een zoveelste sterfdag- belde de dochter aan bij de drieste chauffeur, krijste in haar verdriet reeds in zijn indrukwekkend galmende hal de hele villa bij elkaar en dreigde hem zijn ballen te breken als hij zich niet verantwoordelijk stelde voor de immense pijn die in haar familie geleden werd.
Dat was niet slim, niet fijn, niet vredig. Er volgde dan ook een aanklacht wegens huisvredebreuk en alles wat de advocaat van de gefortuneerde tegenpartij er maar uit kon slepen. De minnelijke schikking kostte haar een vermogen.
Eens een dief, altijd een dief. Exact waar haar moeder al bang voor was geweest. Onlangs is ze voor de derde keer opgepakt wegens winkeldiefstal en heeft ze naast een zoveel- urige werkstraf de dringende aanbeveling gehad om iets aan ‘angermanagement’ te doen. Ze is bij mij in therapie terecht gekomen.
Haar broers hebben inmiddels topbanen en zijn van onbesproken gedrag. Als er eens iets discutabels uit zou lekken over het verleden van deze gladde, erudiete en bovendien appetijtelijke zakenmannen, zou niemand het geloven. Of ze tegenwoordig nog proletarisch winkelen, weet hun zusje niet. Ze hebben zich van haar gedistantieerd; ze zou een slechte invloed op hun kinderen hebben, al functioneert haar drietal uitstekend, zonder smet of blaam.
Een welkom advies, die therapie waarin ze haar gerechtvaardigde, maar -al lang voor de dood van haar moeder- ontspoorde woede om te beginnen eens in passende banen kan leren leiden.
(*) Onder meer kleptomanie kan te maken hebben met de hormoonhuishouding. Deze aandoening komt regelmatig voor tijdens zwangerschappen.
Afbeelding: eigen foto praktijkruimte Oudburg
Redactie: Petra Hoetz
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.