De wolven zijn nooit weg geweest

Dat ik redelijk Bijbelvast ben en als puber jarenlang de katholieke kerk bezocht, lag volledig aan de kortsluiting in het brein van een man die in feite niets over mij te zeggen had, maar fataal veel over zijn gezin. Later in mijn leven heb ik mij met veel overtuiging uit laten schrijven bij de katholieke kerk, maar daar is wel degelijk een devote periode aan vooraf gegaan. Het absurde van de kronkel in de weg die mij daarheen leidde, werd me vandaag tijdens een gesprek plots duidelijk.

Mijn ouders hebben mij zeker spirituele inhoud meegegeven. Deze stond los van enige kerk, maar ik heb me wel altijd vrij gevoeld om te geloven hoe ik zelf wilde. Dat ik vele zondagochtenden braaf naar de mis ging, lag dan ook niet aan hen.

Ik had een hartsvriendin die thuis grote moeilijkheden had. Hóe groot, is me pas jaren later duidelijk geworden. Wat destijds zichtbaar was voor mij, was dat haar vader met strenge hand en eeuwig geheven vinger over de zijnen heerste. Hij hield zijn terreur strikt beperkt tot zijn gezin. Niemand anders had last van hem. Wél kreeg ik de wind van voren toen ik als jong volwassene -naïef- tegen hem en de manier waarop hij met zijn gezin omging in opstand kwam. Uiteindelijk werd mij met een smoes de toegang tot zijn huis ontzegd. Dat had hij slim bekeken.

Maar in die eerste jaren, toen hij mij nog tolereerde, groeide de gewoonte dat ofwel mijn vriendin bij ons logeerde ofwel ik bij haar. We sliepen op den duur nooit meer alleen. Dat bleek voor háár veiligheid te hebben betekend en voor mij gewoon plezier. We hadden het geweldig samen, ik had lang helemaal niets door van de losse handjes van pa. Er zat nog wel meer los aan de man trouwens. Hij wist zijn broek ook niet altijd omhoog te houden in de buurt van noch zijn dochters, noch zijn zoons. Hoorde ik nóg veel later. In die tijd, nu een halve eeuw geleden, zweeg je versteend als bijvoorbeeld de hand van je pianoleraar de hele les lang zwaar op je bovenbeen rustte en hoopte je tot in je merg dat die niet verder op zou kruipen. De initiële verstarring is nog steeds een wijdverbreide reactie. Maar destijds hield je ook thuis je mond, bang voor onder meer straf en niet geloofd worden. Nog afgezien van of je jezelf wel helemaal serieus kon nemen. Je worstelde in stilte en schrijvend in je dagboek met de schaamte en een sluipend gevoel van schuld. Je dagboek ging op slot. Het sleuteltje droeg je aan een ketting op je hart.

Een trouwe kerkganger was de bewuste vader wél, eeuwig in gristelijke discussie met als hoofdtoon zijn grote, heilige gelijk. Een razend intelligente, welbespraakte man. Als Godvruchtig heerschap zat hij, zoals velen in zijn positie, stevig in het zadel binnen de familie. Een van zijn geboden was, dat als je in zijn huis logeerde, je mee moest naar de kerk. Ik vond dat geen enkel probleem, want het betekende saamhorigheid, een gezellig wandelingetje, koffie met een verrukkelijke zelfgebakken cake naderhand en in de kerk zelf lekker de slappe lach krijgen omdat we wisten dat dat nou nèt was wat pertinent niet mocht. Terug naar je kerkbank keren met die verdomd droge hostie aan je verhemelte geplakt zonder dat je hem zichtbaar weg mocht kauwen … Daar dan ook nog vroom bij moeten kijken, was meer dan mijn vriendin en ik aankonden zonder hopeloos overgeleverd te worden aan de slappe lach. Dat we ons streng gade geslagen voelden door haar pa, verhoogde de stresspret alleen nog maar. Als we weer in de kerkbank neerknielden om ons al hostie zuigend tot de Heer te richten, biggelden de tranen ons over de wangen. Kwestie was dat je op zulke momenten in géén geval naar elkaar mocht kijken, want dan was je reddeloos verloren. We waren pubers. Wat wil je? En voor haar was dit verborgen plezier waarschijnlijk een broodnodige uitlaatklep.

Maar het komt er dus op neer dat ik jarenlang zeker eens in de twee weken naar een preek zat te luisteren omdat ik onbewust de buffer was tussen een gewelddadige, kerkgaande vader en zijn gezin; als er een logee was, durfde hij niet. De held. Goddank kon hij thuis nog regelmatig lekker los gaan als mijn vriendin bij ons sliep. Daarom heeft hij het nog zo lang met mij volgehouden, denk ik.  

Die mannen kwamen er toen toch ongelooflijk veel gemakkelijker vanaf dan nu, terwijl hun kinderen levenslang in therapieën zaten en zitten. Deze  vader heeft de zijne, toen ze eenmaal volwassen waren, nooit meer te zien gekregen, behalve dodelijk bedroefd tijdens een begrafenis, jaren later.

Toch nog íets van gerechtigheid? Maar het blijft voor alle betrokkenen zó een triest verhaal, voor enkele van hen een triest leven en voor een van hen een triest én kort leven: mijn vriendin. Geïsoleerd levend en psychisch steeds meer een kasplant geworden, werd ze op een ochtend gewoon niet meer wakker. Er werd geen andere oorzaak gevonden dan dat haar hart simpelweg gestopt was met kloppen. Niemand was echt verbaasd.

Redactie: Petra Hoetz
Afbeelding: eigen schets v haar schooltas anno 1975
Toestemming: deze column en de afbeelding werden geplaatst met toestemming van haar zusje