Wegens de in België vrij strenge covid-19 maatregelen is het heel moeilijk en vaak onmogelijk geworden om onze ouders en grootouders, die eenzaam zitten te verpieteren in sterfhuizen, te bezoeken. Tijdens een video call die ik vandaag had met een cliënte, vertelde die me dat ze haar oma onder strikte Corona maatregelen voor de eerste keer sedert acht weken lockdown had gezien. Ze verlangden allebei enorm naar dat contact. Toch overwoog mijn cliënte om niet meer terug te gaan. Waarom ze het bij dit ene bezoekje wilde laten? Kijk, haar oma was toch zo verdrietig geweest toen het afscheid naderde.
Dit deed me denken aan een voorval, lang geleden in het ziekenhuis. Ons dochtertje was op dag drie met spoed in de couveuse beland. Er volgde een volledige bloedtransfusie en verder was het afwachten of het goed zou komen. Bange dagen volgden. De couveuse afdeling lag direct bij mij om de hoek. Mijn kamer was de meest nabije van de hele gang. Als de verpleegsters de telefoon bij de couveuse hielden en ik de geluidjes van mijn wakker wordende dochter hoorde, stond ik binnen de minuut bij haar, zachtjes tegen haar pratend, mijn handen rustten in de couveuse op haar lijfje tot ze helemaal tevreden was. Vaak moest ik echter plaats ruimen voor de meer gespecialiseerde zorg, die ik niet kon geven. De verpleging, dat voelde ik wel aan, had daar liever geen pottenkijkers bij. Ik werkte mee, zij het met zwaar hart. Groot was dan ook mijn schrik toen mij voorgesteld werd om minder te komen. Mijn kleintje ‘bleef zo lang onrustig als ik weer weg was ze leek me wel te zoeken’ werd er gezegd. PRACHTIG! Ondanks de hoge muren die plots tussen ons prille moeder-dochtercontact waren opgetrokken, ontstond er dus hechting bij haar; er was iets niet in orde als mama er niet was. Ze leerde wat het was om iemand te missen en diegene dan weer terug te vinden. En ja, pijn en rouw zijn de keerzijde van hechting. De gevolgen van je niet mogen hechten zijn echter veel desastreuzer. “Minder komen?”, zei ik dan ook, “Geen sprake van. Ik wil haar juist nog vaker zien. Alle wakkere momenten wil ik vanaf nu bij haar zijn.” Dat is de invulling van een heel normale, mooie en levensreddende behoefte van een pasgeboren kind, zeker bij pijn en ziekte. Mijn uitleg werd geaccepteerd en bijgevolg ook mijn veelvuldige aanwezigheid. Als ze wakker was tenminste, want ze sliep met een gerust hartje steeds vele genezende uren achter elkaar door. Een engel van een baby. Geen enkele onrust meer.
Toen ik deze herinnering met mijn cliënte deelde, reageerde ze voortvarend: “Vanaf nu bezoek ik oma elke week.” Uit angst voor de pijn van het afscheid kun je niet de essentie van het samenzijn laten vallen, zo werkt dat niet. Dat is het kind met het badwater weggooien. De rijken, machtigen en drukken der aarde, die gebruik maken van nannies, gouvernantes en aanverwanten, wisselen vaak elk jaar van personeel. Dit omdat ze niet willen dat hun kroost zich aan een ander hecht dan aan hen, de ouders die veel te vaak weg zijn of moeten zijn. Puur egoïsme dus en ik vind het een vorm van dubbele verwaarlozing. Als je je kind niet voldoende nabijheid kunt bieden, gun het dan tenminste die van een ander.
In feite is dit ook een patroon binnen echtscheidingen, waarbij de ene ouder de kinderen helemaal of gedeeltelijk los moet laten om het het kind mogelijk te maken zich in vrijheid wel of niet te verbinden met een nieuwe partner van de andere ouder. Dit is de zwaarste lakmoesproef voor onvoorwaardelijk ouderschap. Ik ken er een paar die dit, niet zonder moeite, niet zonder slag of stoot, niet zonder innerlijke worstelingen, toch voor elkaar krijgen.
foto gemaakt door Evamaria tijdens eerste lockdown
Zesentwintig april van het onvergetelijke jaar tweeduizendtwintig. Een schokkerig bewegend beeld verschijnt op het schermpje van mijn smartphone, veel ondersteboven voorbij flitsend groen en uiteindelijk het doelwit: een kring Turkse mensen, op één grote deken. Of het om een familie gaat of om een groepje vrienden met kinderen, valt vanaf de buitenkant niet in te schatten. In hun midden op de deken staan schalen uitgestald: couscous & rozijnen, tahina, köfte, sarma, borek, olijven, tomaten, geitenkaas en yoghurt. Zoiets. Dit op een openbaar grasveld in volle Coronatijd. Op een prachtige zomerse zondagnamiddag.
Een brave burger is hier aan de slag met zijn eigen smartphone, het nieuwe wapen dat voor velen de pen vervangt. Hij voorziet de beelden van de razende reprimande waarmee hij het groepje opschrikt. Dit privé initiatief deelt hij even later met de wereld, met de vraag het filmpje vooral verder te delen. Hij schaamt zich niet voor het naakte racisme dat spreekt uit zijn beschuldigingen aan het adres van de picknickers. Alsof hij en wij allemaal ons strikt aan de Corona maatregelen houden en de huidige epidemie puur te danken hebben aan muitende Turken die samen op een dekentje zitten te smikkelen.
Ik kom óók buiten. Mijn leeftijd en een nierdingetje zouden van mij een zogenaamd hoog risico patiënt maken en ik neem dan ook alle voorzorgsmaatregelen die ik maar kan bedenken om besmetting te voorkomen. Wat ik niet verhinderen kan, is het veelvuldig bijna in botsing komen met het toenemend aantal mensen dat zich in topjes en sportbroekjes al puffend en zwetend voort jogt, skeelert, fietst, skateboard of in ludieke combinaties daarvan. Transmissiezone: zes meter in plaats van de beruchte en sowieso al te krappe anderhalve meter en dat gebied breidt zich door beweging ook nog eens snel in de lengte uit – déden die fitte jongens maar van top tot teen ingepakt in een boerka hun buik-, rek- en strekoefeningen, opdrukkertjes, surplacekes en fietsbewegingen op een dekentje – niet voor niets is joggen nog steeds verboden. Maar waag het niet mensen om social distance te vragen. Ik héb het gewaagd en kreeg de middelvinger, het bekdichtgebaar en natuurlijk de eeuwige dooddoener, de kers op de taart: mijn Nederlandse accent.
Het zijn allemaal gewone landgenoten. Er is me tijdens die bijna-botsingen nooit opgevallen dat een overwegend deel Turks of anderszins buitenlands zou zijn.
Op diezelfde prachtige zomermiddag als waarop het bewuste filmpje ontstond, wilde ik tijdens mijn wandeling even wat uitrusten in de schaduw van een paar bomen. Ik moest al snel opschuiven voor vijf luidruchtige mannen die om bij hun bankjes te komen het afzetlint eromheen wegrukten en de op de bankjes aangebrachte signalen ‘In Gent gaan wij er niet bij neerzitten’ in die zin strikt opvolgden dat ze er ‘In Gent gaan wij erbij neerliggen’ van maakten. Een penetrante geur van mensen die al heel lang puur bier zweten, walmde mijn kant op en hun lege blikjes en strijdkreten vlogen in het rond. En weer geen Turk te zien. Een politiecombi vertraagde, de agent bekeek de situatie vanuit zijn geopende raampje en besliste om zonder in te grijpen weer op te trekken. De willekeur. Deze week nog hoorde ik tijdens een telefonisch consult dat een cliënt met zijn vriendin al pratend even stil stond op een paadje in een park. Een politieagent maande hen verder te lopen, ze mochten niet stilstaan. Wat ik vreemd vind, gezien de verminderde verspreiding van het Covid-19 virus bij stilstand, maar over de logica van bepaalde maatregelen denk ik binnen deze column even niet hardop na.
Ik haalde tot voor een maand eens in de week mijn groenten uit wat een kruising zou kunnen zijn tussen een winkeltje en een groentekraampje. Familiebedrijfje. Goedkoop, vers en een vriendelijke bediening. Ze doen niet veel aan preventie, om niet te zeggen niets. Het was dus heel erg oppassen daar. Tijdens mijn laatste keer was een keurige oudere landgenote met heel veel heen en weer gemanoeuvreer nog niet te ontwijken. Uiteindelijk botste ze voluit tegen mij op. Het lag niet aan mij. Mijn “Maar mevrouw, u moet afstand houden! U brengt uzelf en mij in gevaar” wuifde ze weg met de woorden: “Maar ik moet toch kunnen wínkelen?!” Het personeel rolde met de ogen. Om haar of om mij? Dat weet je momenteel nooit; moraalridders vormen óók geen leuk volkje. Maar bij de niet beschermde kassa zei de evenmin beschermde baas van het zaakje dat ik eens moest weten wat voor idioterie hij allemaal te zien krijgt qua overtredingen op de maatregelen … Pffff, ik ging vrij uit en durfde nu openlijk naar mijn flesje ontsmettingsgel te grijpen.
Troost breng het feit dat van dit voorval de incubatietijd voorbij is. En ik troost me vooral met de luxe dat ik, als ik wil, ook volledig thuis kan blijven en dat ik als ik wil, of liever gezegd wens, mijn boodschappen kan laten bezorgen (maar er is enig computerwerk voor nodig wat ik niet spontaan beheers, zodat ik net als veel van mijn generatiegenoten en ouder nu klem kom te zitten). Het is hier goed. Het uitzicht is mooi. De buurt is nu rustig. De Leie kabbelt ongehinderd en geruisloos voor mijn balkon langs, met jonge eenden-families erop dobberend, die niet steeds alle kanten op moeten stuiven om de eeuwige stroom rondvaartboten te ontwijken. Nooit was ik dankbaarder voor deze plek dan nu.
Toch moet ik iets bekennen. Zo boos en agressief als de Gentenaar van de inleiding was … ben ik vaak ook.
Boos op iedereen die de middelvinger opsteekt tegen zowel de opgelegde als de beleefd gesuggereerde maatregelen. Schrikwekkend boos word ik er zelfs van. Ik hoor mezelf dezer dagen tegen mijn man dingen zeggen als: “Je zou ze toch met de koppen tegen elkaar slaan?” (hij, stoïcijns: “Nee, de koppen moeten juist uit elkaar!”) en: “In deze tijden nog zulk egoïstisch gedrag … zijn ze niet om neer te maaien?!” (hij: “Klootzakken blijven klootzakken, ook in crisistijden”) en: “Hoe onwaarschijnlijk diep kun je als mens eigenlijk zinken, vloekerdevloekerdevloek.” Enzovoorts. Mijn emoties bereiken in sommige gevallen zelfs iets wat grenst aan haat. Mijn veiligheid wordt door onthutsend dom, egoïstisch en arrogant gedrag bedreigd. Ja, ook arrogant. Want zijn al diegenen die zich niet aan de regels houden soms virologen, die het dus beter weten dan wij, terwijl de virologen er onderling nog niet eens uit zijn? En wanen ze zich bovendien onsterfelijk? Waar halen ze het vandaan om ervanuit te gaan dat ze vrijelijk over andermans welbevinden mogen beslissen? Het flagrante van die inbreuk kun je toch zelfs met één hersencel nog vatten?
Áls ik de mainstream media mag geloven, zijn wij in oorlog met het Covid-19 virus waar we nog steeds veel te weinig van af weten. We blijven maar achter de verbijsterende feiten aan hollen. We bevechten in losgeslagen groepen een onzichtbare, onberekenbare en razendsnelle vijand. Je kunt het ook een guerrilla oorlog noemen.
Vanuit onze gemakkelijke stoel kunnen we ons het verraad en de misse daden die in oorlogstijd gepleegd worden vaak met geen mogelijkheid voorstellen. Eén ding is zeker: jij en ik zouden het nooit doen!
Ik mag het hopen. Wat ik nu hoor, zie en soms in mezelf voel opvlammen, doet me voor de zoveelste keer denken: zeg nooit nooit. De meest vredelievende en wellevende vriendin die ik heb – zo eentje die bomen omhelst, een wijd verbreide vriendenkring met haar warme zorgen omhult en in parken weggegooide flessendoppen opraapt voor het goede doel – is onlangs ook ontspoord. Middenin de Albert Heijn gebeurde het nooit geziene. Tot haar eigen verbijstering sloeg ze tilt en haalde uit naar een man die haar personal space maar niet wilde respecteren en uiteindelijk ook nog in haar gezicht en over de groenten heen niesde. Honderdduizend kleine druppeltjes die met een vaartje van tot honderdzestig kilometer per uur de ruimte in geslingerd werden. In blinde woede gaf ze hem een geweldige lel om zijn oren. Blijkbaar komen in crisis niet alleen de beste kanten in ons naar boven, maar ook de slechtste en de domste (want hard wegrennen was misschien handiger geweest).
PS Ik heb er genoegen in geschept om het hier gewraakte filmpje niet te delen.
Het beeld van Michael Borremans staat voor overdracht van kennis en is op 26 april 2020 gefotografeerd door mij bij de Crook in Gentael Borremans
En plots vielen we met z’n allen een beetje stil. Plots kregen velen zeeën van tijd. Hoewel we dat natuurlijk op geen enkel moment van ons bestaan zeker weten. We leven alsof het niet op kan, maar in deze tijden worden we wél met onze neus op onze eindigheid gedrukt. En op die van de ander; je kind, je moeder, je broer, je oma, je buurman, een vriend, je geliefde.
Gelukkig is de zon er dezer dagen overvloedig. Ze schuift zich troostend tussen jou en doemgedachten.
We vielen plots een beetje stil. Allereerst, in een vroeg stadium, na een vermoeden van corona, sloot ik mijn praktijk. Maar snel volgden het openbare leven en nu ook mijn gezinsleven voor een goed deel. Nee we zitten niet samen aan de eettafel Monopoly te spelen of desnoods schaak. We zitten elk in zelfopgelegde quarantaine op een andere plek. Nooit eerder zoveel gebabbeld via sociale media als nu, dat wel.
Zeeën van tijd dus. Ik zou aan mijn boek kunnen werken, maar het lukt me niet. Ik had een column willen schrijven over het soms zo onverantwoorde gedrag van voornamelijk de jeugd en waarom het zo logisch is dat ze de plank mis slaat in deze crisistijd. Ze heeft tot nog toe geen oorlog, geen droogte, geen honger, geen aardbevingen noch tsunami’s aan den lijve ondervonden. Onze jeugd is op dat vlak zwaar verwend en heeft niet geleerd dat dreigend onheil zomaar in een werkelijke nachtmerrie kan omslaan. ‘Het zal ons huisje wel weer stilletjes voorbij gaan’ is hun schild tegen de onbevattelijke werkelijkheid. Precies datgene waarvan de veel bezongen Sinterklaas telkens weer werd verdacht.
Tot zover mijn geplande column, want die kwam al net zomin uit mijn pen.
Totdat een beeld mij wakker schopte uit mijn Corona-lethargie; een van op de achtergrond opdoemende, naar mij zwaaiende vrouw terwijl ik in een video-call zat met mijn zoon. De vrouw? Lief, vriendelijk en zeer zorgzaam, dat was niet het probleem. Onze zoon wens ik alle lieve vriendelijke en zorgzame vrouwen van de wereld en in alle leeftijden toe, maar niet nu. Onze zoon, wiens immuniteit met medicatie praktisch lamgelegd is na een transplantatie. Wat er met hem gebeurt als die watervlugge Covid-19 hem in haar klauwen krijgt? Daar durf ik nauwelijks aan te denken, laat staan dat ik het lot ga tarten door het op te schrijven.
Om oeverloos leed na alles wat hij al geleden heeft te voorkomen, zit hij bij zijn vader op het platteland. Daar wordt hij naar beste kunnen verzorgd en beveiligd. In twee prima eigen kamers zit hij zijn vermoedelijk nog maandenlange quarantaine goed gemutst uit. Hij wordt omhuld en dat voelt hij. Zijn vader heeft mede om hem ook al in een vroeg stadium zijn praktijk aan huis gesloten. Wat dat betreft kan mijn moederhart niet beter wensen.
Waaróm zitten wij overigens niet met ons allen rond die eerder genoemde keukentafel een kaartspel ofzo te spelen, zoals we vroeger zoveel deden en met oeverloos plezier? Op de tafel beukend van het lachen?
Als je man, misschien om goede redenen, een minnares heeft, wordt jullie intimiteit doorbroken door een stel oren dat eigenlijk continu een beetje mee luistert in jouw huis. In een verder stadium kan zij via je man mee de regels gaan bepalen en nog een tijdje later kun je te horen krijgen dat je man niet meer verder kan zonder haar. Jij bent zijn ‘liefste’, maar zij zijn ‘allerliefste’. Al had je dat nooit voor mogelijk gehouden. Als je elkaar daarover maar lang en stevig genoeg in de haren vliegt, ben je natuurlijk al heel snel zelfs niet meer elkaars ‘liefste.’ Dat vergemakkelijkt de scheiding. Aanvankelijk.
Vanaf het eerste moment waarop ik weer helder denken kon, nam ik het pure wilsbesluit om mijn energie, en vooral die van onze kinderen, niet af te laten vloeien in ‘haar’ en ‘hen’ en schuld. Geen boosdoeners. Boosdoeners die niet eens de eigenlijke boosdoeners hoeven te zijn, maar een gemakkelijk mikpunt kunnen worden van ongelukkige projecties van ongelukkige voormalige gezinsleden of een hele familie.
Mijn ex-man is inmiddels alweer acht jaar met zijn partner samen. Een goeie combi, zo te zien. Een gezamenlijk huis, dat vaak gevuld wordt met de stemmen en de lach van vier volwassen kinderen met hun gezinnetjes; twee ervan mede door mij opgevoed, twee ervan komend uit mijn schoot. Allemaal zomaar in de hare geworpen. In mijn huis klinkt nooit meer die veelkoppige lach. Ook hier is regelmatig de oefening broodnodig: denk eraan, de kinderen hebben het goed met haar getroffen, laat de rest voor wat hij is! Vergeet dat niet, vergeet dat niet, vergeet dat toch vooral niet… Het lukt! Bijna altijd. Maar nu ging dat even mis.
Zij werkt met, wat Corona betreft, hoog risicopatiënten, vaak uit de marge van onze samenleving. Ik had het gevaar daarvan al met mijn niet-meer-liefste besproken, die naar aanleiding van mijn bekommernis meegaand mompelde dat ik wel een beetje gelijk had. Daarom leefde ik in de veronderstelling dat ze niet meer in de buurt van ons kind zou komen. Totdat haar vrolijke gezicht als achtergrond op mijn beeldscherm in één rotklap voorgrond werd.
Heel voorzichtig, omdat ik weet dat iedereen zoekend is en overvallen door een onbekende vijand, heb ik twee dagen later laten weten dat ik wel wat was geschrokken en me voor een voldongen feit voelde geplaatst.
Meteen een lange mail van mijn ex-man terug. Allereerst alle respect en begrip voor mijn onrust; zij zijn ook bezorgd. Natuurlijk! En dan de boodschap: het is mede hààr huis.
Wàt? Dit is in Coronatijden toch totaal irrelevant? Bovendien heeft ze nog een eigen, goeie stek elders in het land, waar ze prima en niet eens alleen zou kunnen verblijven.
Vervolgens een waslijst van wat zij allemaal voor ons kind heeft gedaan en doet. Dat is waar. Maar helaas opnieuw in deze hartbrekend niet ter zake doende. Liever heb ik dat zij in Coronatijden zo min mogelijk voor hem doet en zo ver mogelijk bij hem vandaan blijft. Nog helemaal afgezien van het feit dat ik al die genoemde opofferingen liever zélf voor mijn kind had gedaan, iets wat elke blinde nog kan zien en dove nog kan horen.
Wat nu? En hoe zit het trouwens met al die ouders die hun kinderen nu helemaal niet meer te zien krijgen omdat de ‘lock-down light’ in hun nadeel is, of zelfs tegen hen wordt gebruikt? Misschien is dat nog frustrerender dan mijn geval, omdat er in die situaties vaak vilein opzet in het spel sluipt. Ik kan mijn machteloosheid enkel van mijn dak gaan schreeuwen.
Goed idee trouwens, er loopt hier toch geen hond in dit leeggelopen voormalig HORECA-paradijs. Geen getuigen van een dolgedraaide psychotherapeut. Het dak op, schreeuwen en dan, voor de zeldzame passant: “Hou anderhalve meter afstand, dat kan uw leven redden en dat van anderen!”
NB Mede omdat het hier herkenbare personen betreft, meld ik graag dat de partner van mijn ex inmiddels is gestopt met werken buiten de deur.
Na de voorbije commotie rond de rechtszaak die de zussen van Tine Nys aanspanden, vind ik de tijd meer dan rijp om een column te publiceren die vorig jaar in mijn boek VERLIESKUNST is verschenen. Destijds hàd ik al een stukje over de zaak Tine* op mijn website gezet. Ditmaal deze. Opnieuw blijkt hoe moeilijk euthanasie ligt bij ondraaglijk psychisch lijden. Voor Tine vind ik het zo jammer dat haar laatste wens niet door haar familie gerespecteerd is geweest. Voor haar zusjes zijn de aanloop, haar dood en de nasleep daarvan natuurlijk een trauma. Toch ben ik heel blij dat ze ‘hun’ rechtszaak niet gewonnen hebben. Omdat ik op zich achter de mogelijkheid voor euthanasie in dergelijke omstandigheden sta. Een mogelijkheid die nu door het creëren van angst bij artsenernstige schade is toegebracht. Door van zo’n laatste wens, die naar eer en geweten en wettelijk in orde is nageleefd, een rechtszaak te maken met een dergelijke hoge inzet hebben meerdere artsen nu al hun toezeggingen ingetrokken.
De mensen die terecht stonden voor moord, hebben het predicaat ‘moordenaar’ mijns inziens niet verdiend. Ik ken verscheidene van hen persoonlijk, plus een paar die met de feiten te maken hadden en eveneens in het nieuws kwamen. Maar ik weet ook uit de eerste hand dat enkelen van hen deontologisch niet altijd zuiver op de graat te werk zijn gegaan als ze eenmaal op dreef waren om iemand uit zijn of haar lijden te verlossen. Daar zit één van de valkuilen die de discussie over grote omzichtigheid bij euthanasie terecht op gang houden. En opnieuw is de gevaarlijkste persoon die ik in dat opzicht ken, niet eens als dader in beeld geweest. Daarover heerst onrust in kringen waar ik beroepshalve verkeer. Toch blijf ik pleiten voor het op zijn minst even ernstig nemen van mentaal als fysiek lijden.
Voor als ik écht niet meer kan…
Ze houdt van kinderen, dat heeft ze me verteld en ze heeft het bewezen ook; door als gediagnosticeerd border-liner** af te zien van het krijgen ervan. En ook nog op andere manieren verwezenlijkt ze haar liefde voor het kleine volkje. “Sedert een paar weken,” zei ze me onlangs, “loop ik weer naar flats te kijken. Naar de hoogte ervan en naar de plek waar ik neer zou komen en of daar geen kinderen spelen. En dat terwijl ik me een jaar zó rustig heb gevoeld.”
Een cliënt aan het woord, al wordt haar misschien binnenkort het zwijgen weer opgelegd. Haar jeugd zonder honk; op geen van de vele verre plekken waar ze woonde met haar ouders. Ouders die haar met hun voorbeeld deden toegroeien naar haar latere besluit om zelf geen kinderen te krijgen. Kind-zijn kon je een mens niet aandoen, niet op de manier waarop zij kind moest zijn. Ze heeft geen broers of zussen, geen ooms en tantes, geen ouders meer en geen man. Het voorbeeld van haar ouders was ook de voeding van haar angst om zich blijvend te verbinden. Vriendinnen haakten af door de vele verhuizingen, haar psychiatrische opnames, haar nood, haar eenzaamheid. Niet aantrekkelijk voor de plezier prefererende medemens!
Maar toch, een mooie vrouw, een vriendelijke vrouw, een lieve vrouw. Intelligent en heel vatbaar voor humor. Eeuwig in de kou, of in de verkeerde handen. Eenzaamheid is, ook bij haar, echt niet altijd zelf gekozen en is een wrede straf voor iets wat ze niet gedaan heeft. Ze zou het althans niet weten.
De afgelopen jaren was ik getuige van haar dagelijkse strijd om de moed bij elkaar te rapen om door te blijven ademen; om steeds weer de enorme krachten te mobiliseren die nodig zijn om haar levensangsten zover te bedwingen dat ze haar niet volkomen lamleggen -soms heeft ze gewoon drie dagen geen eten omdat ze de deur niet uit durft voor boodschappen- ; om niet op de eerste de beste torenflat waar geen kinderen onder spelen, te klimmen en de sprong richting verlossing van de pijn te wagen.
“Het mag niet, het mag niet, het mag niet….” Van wie niet? Wie bepaalt dat? Wie weet dat?
Ik in elk geval niet. Gesprekken met haar over een eventueel zelf gekozen einde aan dit al veertig jaar durend uitzichtloze geestelijke lijden worden dan ook allerminst door mij begeleid met het vermanende vingertje. En juist dat heeft haar een zekere mate van rust gebracht vanaf de allereerste keer dat ze het (spijtig genoeg taboe)-onderwerp durfde aan te snijden en geen oordelen over zich heen kreeg. De rust werd nog wat dieper toen ze eenmaal haar papieren voor haar euthanasie in orde had; er is een uitweg voorzien voor als ik écht niet meer kan. Dat besef deed haar lichter ademen, maakte haar vrolijker, minder bang en –verdomd nog aan toe- vechtlustiger om vol te blijven houden!
Bekend is, dat bij patiënten aan wie een pijnstiller is beloofd, of die ervan verzekerd zijn dat ze zolang ze pijn hebben niet alleen gelaten worden, de pijndrempel aanzienlijk hoger komt te liggen. Ze kunnen met andere woorden veel meer pijn aan als er verlossing of verlichting in zicht is en hun pijn dus als probleem erkend.
En juist dàt is een aspect van de grote genade die wettelijke erkenning van de gelijkheid in legitimiteit en ondraaglijkheid van zowel uitzichtloos geestelijk lijden als uitzichtloze lichamelijke pijn is.
Als een jonge vrouw op de teevee verklaart dat ze twee dagen voor haar (wegens ondraaglijk en uitzichtloos geestelijk lijden) toegestane euthanasie tot bezinning kwam en besloten heeft om alsnog voor het leven te gaan, dan vermoed ik dat dit besluit heeft kunnen ontkiemen en groeien in de bedding van de mentale, relatieve rust na de toestemming voor euthanasie. De kans is, naar mijn ervaring en kennis als psychotherapeut en rouwtherapeut, niet gering dat ze vandaag nog leeft dankzij die toestemming, en niet ondanks..
Ik heb meerdere mensen gekend die hun euthanasiepapieren in orde kregen en er daarna nooit meer naar getaald hebben tot aan hun natuurlijke dood[1]; ze hadden namelijk rust. Het weten dat er een uitweg was, bleek voldoende steun te geven om de hele weg te gaan. Er was een man bij met ALS[2], twee vrouwen met MS[3], twee vrouwen met CVS[4], een oudere vrouw met een simpele verhuisdepressie (…), een vrouw die maar niet over een zeer traumatiserende verkrachting heen kwam en een man die het faillissement van zijn familiebedrijf als het einde van zijn leven ervoer.
Dat is mede de kracht van het mogen nemen van een beslissing. Als die je tenminste niet uit handen wordt genomen bij de wet. Als je een moeilijke keuze moet maken tussen meerdere zaken, kan het helpen het om innerlijk gewoon voor één ervan te kiezen. Daarna voel je vaak pas of deze keuze echt bij je hoorde of niet en kun je altijd nog erop terugkomen of doorgaan.
Aanhoudende, of steeds weerkerende psychische pijn is isolerend, afmattend en vooral zeer beangstigend. Het besluipt je, je hebt er veel minder controle over dan je zou willen en je voelt je mede daardoor voortdurend schuldig dat het je maar niet lukt om te leven ‘zoals iedereen’ ondanks alle goede raad van buitenaf (“Jij moet gewóón …” en dan komt het).
Natuurlijk heb ik net als de meesten onder ons aan den lijve ervaren wat angst, pijn, ziekte, zorg, verlies en verdriet zijn, maar sedert ik op de bodem van een zware burn-out maandenlang in een angststoornis ronddoolde, heb ik een nieuwe definitie van het begrip ‘hel’ ontdekt. Dat aan mensen die dit soort martelingen jarenlang en zonder uitzicht op verbetering de mogelijkheid tot een waardige uitweg bij wet geblokkeerd wordt, vind ik niet meer van deze tijd. Een tijd waarin baby’s nog steeds tot zeven, ZEVEN, maanden geaborteerd kunnen worden omdat de moeder of de beide ouders de komst van het kind niet wensen (wegens uitzichtloos fysiek en/of mentaal lijden van ouders en/of kind wellicht).
Ik betreur het ten diepste dat de getuigenis van een jonge vrouw die op het laatste moment alsnog voor het leven koos, door de kromme redenering dat het recht op euthanasie bij uitzichtloos geestelijk lijden dus weer afgeschaft moet worden, voor vele anderen zal betekenen dat ze weer op de trieste zoektocht moeten gaan naar balken, deurknoppen en verwarmingsbuizen om zich aan op te knopen, gasovens om hun hoofden in te steken, onbetrouwbare medicijnencombinaties om in te nemen, scheermesjes om hun polsen mee over te snijden in een bad vol heet water, bouwputten om in te springen, torenflats om af te springen, treinen om onder te springen, water om vanaf een brug in te springen, een woestijn om in te roepen. De ultieme eenzaamheid tot op het bittere einde.
En wat met de nabestaanden na een dergelijke mensonwaardige wanhoopsdaad?
[1] Degenen die vandaag nog in leven zijn, zijn op andere paden geraakt en maken het redelijk tot goed
[4] CVS: Chronisch Vermoeidheid Syndroom [4] Degenen die vandaag nog in leven zijn, zijn op andere paden geraakt en maken het redelijk tot goed
*Tine Nys, fysiek gezond, maar geestelijk al een hele tijd aan het eind van haar krachten, besloot om euthanasie aan te vragen, die tien jaar geleden redelijk correct werd uitgevoerd. Haar zussen kwamen destijds al in opstand en haalden hiermee de kranten.
**Borderline is een veel omvattend en mede daardoor wat vaag begrip uit de psychiatrie. Het wordt omschreven als een persoonlijkheidsstoornis die is gekenmerkt door ‘abnormaal gedrag’ dat zich vooral uit in onstabiele, chaotische, te snel en te heftig aangegane relaties, een onstabiel zelfbeeld, slechte zelfkennis en hevige stemmingswisselingen. Vaak is er ook sprake van een sterke verlatingsangst (aanklampend gedrag, vaak heel lief voor iedereen die ook maar een beetje lief is voor hen ), impulsief gedrag, zelfverminking en een gevoel van leegte. Eetstoornissen, angststoornissen, middelengebruik, korte periodes van psychose, van derealisatieverschijnselen kunnen voor komen, evenals suïcidale neigingen. De diagnose ‘borderliner’ is niet zo gemakkelijk te stellen, heel veel van voorgaande zaken kunnen bij voorbeeld ook bij een diepe depressie horen. In dit geval voldeed de cliënte echter inderdaad aan de combinatie van flink wat symptomen uit de reeks.
(***) In Uitweg, beschrijven Boudewijn Chabot en Stella Braam uitvoerig drie zelfeuthanasiemethodes. Persoonlijk denk ik dat ze inmiddels wat verouderd zijn en weet ik dat er gemakkelijkere methodes zijn.
Het is een ‘goeie’ dag. In de knisperend koude gezelligheid van de adventstijd wandelen ze stijf gearmd door het oude stadscentrum. Overal twinkelen en tingelen hen lichtjes en muziek tegemoet. Als je maar uit de winkels blijft, heeft het centrum een zekere bekoring. Ze genieten ervan, de moeder en de dochter. Moeder, een dame met glanzend zilverwit haar, een mooie slag erin, de dochter met een kort koppetje waaraan je ziet dat ook zij al aan de ‘verkeerde’ kant van de vijftig zit. Beiden beschaafd tot in de toppen van hun tenen. Intelligente vrouwen, de vriendelijkheid straalt bovendien van hen af.
De wind trekt wat aan en dochter stelt voor om ergens binnen een kopje koffie te gaan drinken.
“Hè, gezellig,” stemt moeder in, “koffie zei je? Ja, daar heb ik wel zin in, nu je het zegt.”
Aan een tafeltje gezeten -kerstroos erop, waxinelichtje aan- komt moeder op haar beslissing terug. Ze vind de keuze een beetje lastig.
“Koffie, thee of misschien liever al een aperitiefje?” helpt dochter haar, “Ik trakteer.”
“Maar lieve mens, wat ben je toch goed voor mij. Ja, doe mij maar een hete chocomelk.”
Ze moeten even wachten eer de ober er is; de adventsdrukte heeft ook hier volop zijn vleugels uitgeslagen. Ineens stoot moeder onder tafel onopvallend met haar tasje haar dochter aan en fluistert uit haar mondhoek:
“Kijk eens naar die vrouw daar. Naar die mevrouw met haar paarse jasje.” Dochter speurt besmuikt om zich heen en ontdekt een vrouw van middelbare leeftijd. In het paars inderdaad. “Ja,” zegt ze “mam, ik zie haar. Wat is er loos?”
“Is mijn lerares op het gymnasium geweest,” lispelt moeder.
Net als de ober eindelijk in het zicht komt, reageert dochter: “Jeetje wat toevallig, terwijl je in Nieuw Zeeland op school zat toch?” Moeder is weer bezig met haar tasje. “En wat ziet ze er nog goed uit, die lerares van je. Wat leuk voor je! Mam, met slagroom toch hè?” checkt ze nog even.
Nu begint moeder te snuiven. “Alsjeblieft niet zeg!” fluistert ze geagiteerd, “het was een kreng, ik kon haar wel wurgen. Met slagroom, stel je voor…”
“Oké,” zegt dochter monter, “slagroom dus niet, maar wel chocomelk. Komt in orde.”
Als ze de bestelling doorgeeft, maakt moeder er op de valreep toch maar een theetje van in plaats van warme chocolademelk.
“Graag twee thee, meneer, ik doe met mijn moeder mee, dank u wel”.
De ober is alweer met andere dingen bezig als moeder zijn verdwijnende rug achterna roept: “Mét slagroom, beste man!”
“Tweemaal thee met slagroom” past dochter haar eigen bestelling nu ook weer aan. Moeder kijkt haar eerst verbaasd, dan stralend aan:
“Hoe prettig, allebei precies hetzelfde, met z’n tweetjes! Dat krijg je toch niet verzonnen?”
“Ja, wij met z’n tweetjes…” bevestigt de dochter de veilige woorden en ze steekt over het tafeltje heen haar hand uit naar die van de moeder.
Moeder begint, ontspannen nu de keuze vast staat, onbedaarlijk te giechelen, “Stel je voor, iemand wurgen met slagroom…” Het is aanstekelijk. Dochter krijgt ook de slappe lach. Samen ‘met z’n tweetjes’, hand in hand verslikken ze zich er bijna van in hun thee. De slagroom blijft natuurlijk onaangeroerd op de schoteltjes liggen.
Ja, het is een goeie dag vandaag.
Op het toenemend aantal slechte dagen lijkt moeder een bijna lege –heel lieve- huls en die dagen schuiven steeds meer over het oude, vertrouwde beeld heen.
Alzheimer is een hartvochtige ziekte. Denk alleen al aan het langzame verlies van vrijheid, controle en spraakvermogen, om maar een paar bijzonder angstige ervaringen te benoemen.
Maar soms pakt het toch nog een beetje positief uit. Dan raakt een vrouw niet haar innemendheid kwijt en verdwijnen wel de ontzettende herinneringen aan het plotse sterven van haar nog jonge, enige zoon. Een parel van een man was dat, zijn dood een verpletterend verlies voor velen, maar waarschijnlijk vooral voor zijn moeder. Een vrouw die haar man als steun en toeverlaat ook al zo lang moest missen. Alzheimer heeft zich uiteindelijk genadig over de herinneringen van deze zo zachtaardige dame ontfermd.
Wannes Deleu schreef het onlangs: Voor ik het vergeet. Over leven met dementie. “Soms stap je beter mee in de bijzondere leefwereld van iemand met dementie, al is het maar een paar passen, even de grens over, even rondkijken.”
Jarenlang
waanden we ons in een hoog boven het dagelijkse geroezemoes van een stad
verheven veilige vesting aan het water. ’s Nachts dan. Overdag was dat niet
nodig. Maar nu heeft een jonge huurder met een uitgebreide vriendenkring zich
in een flat genesteld die al die tijd had leeg gestaan. Hij beschikt daardoor
over een immens terras dat zich boven
ons halve appartement uitstrekt. Het heeft een houten vloer. Dat zorgt voor de
nodige akoestiek. Op de bovenverdieping sluit het aan op ons dak en … dakvenster waarachter wij slapen. Overdag
hebben we nauwelijks last van hem en ook ‘ s avonds houdt hij zich rustig. Dus
net als vroeger kruipen wij lekker ver weg van alles, rond een uur of elf onder
de wol. Steevast rond kwart voor twaalf echter, floept zijn feestverlichting
aan, beginnen de kurken te knallen en wordt er luidruchtig genoten van de
prachtige juninachten aan de Leie. De jeugd laat zich niet hinderen door ons
openstaande raam. Ondanks de hitte sluiten we het na een tijdje als de
wietgeuren ons helemaal wee gemaakt hebben. Koele regennachten zijn net zo
welkom geworden als het vorige jaar tijdens die verzengende, kurkdroge zomer.
Nog nooit hebben we ons in het voorjaar al verheugd op de winter, maar nu is het zover. Dat
we ons raam ostentatief dichtdoen is voor hen kennelijk ook niet het minste
teken dat we last van ze hebben. Toegegeven, ze schreeuwen niet echt en zetten
geen harde muziek op. We kunnen dus weinig tegen hen inbrengen. Onlangs lagen
we vijf nachten achter elkaar tot de ochtend wakker. Er moest iets gebeuren als
het weer de volgende nacht ook goed zou blijven. Een rituele regendans hebben
wij niet onder de knie, dus het was weer raak; een wonderschone nachtelijke
sterrenhemel strekte zich verdorie weer over ons stil geworden stadje uit. En jawel hoor, rond middernacht werden we uit
onze eerste slaap gerukt. Door de buren. Ik lag te knarsetanden in mijn bed en
voelde me diep ellendig, want dit is een onoplosbaar probleem; je kunt jeugd
moeilijk verbieden wat lol te maken op hun eigen, fantastische terras. Dat
bedenkend, herinnerde ik me ineens weer een ‘slaapliedje’ van vroeger, toen
mijn kinderen nog thuis woonden en het vaak later maakten dan wij. Hoe ik
luisterde naar hun stemmen en hun plezier en ik me op het ritme daarvan diep
tevreden in slaap liet wiegen. Hoe meer stemmen hoe meer vreugd’ was het zelfs.
‘Als ik nu eens net doe of dit mijn kinderen zijn, of vrienden?’, was mijn
plotselinge zotte inval, waar ik weinig van verwachtte. Toch even geprobeerd.
Even maar, want toen sliep ik al…
Diezelfde week zat ik met de hartsvriendin van mijn zoon, een vrouw die ook míjn hart een beetje gestolen heeft, op een terrasje aan de levendige Korenmarkt. Onder de blakende zon hadden we een plekje met wat schaduw van een echte boom veroverd (knap in Gent) en kletsten we elkaar bij, opgetogen dat we weer eens samen waren. Ik vertelde haar onder meer over mijn jongste aanwinst, de nieuwe slaaptruc. Ze keek me aan en pakte me geraakt bij mijn polsen vast. Want: ze heeft een half jaar geleden samen met haar lief een prachtig huisje gekocht. De renovatie kun je gerust aan haar kunstenaarshanden en verfijnde smaak over laten. Ook om hen heen één en al pracht. Voor hun huis staan bomen, achteraan liggen de tuin en een zandpad langs een vaart. Echt de hemel. Tot ze er na de verbouwing definitief in trokken en feestelijk aan hun allereerste nacht in hun eerste gezamenlijke nest begonnen. Het zandpad blijkt een illegale doorgang voor vrachtwagens te zijn, die daarmee (enkel ’s nachts) een heel stuk weg afsnijden. Dat scheelt hen tijd, daar de route niet alleen korter is, maar ze ook geen vaart minderen. Het huis van mijn vrienden davert de hele nacht en zij liggen wakker tot ze er ziek van worden. Een onoplosbaar probleem. In dezelfde periode als die waarin ik mijn lumineuze inval had, kreeg haar vriend iets dergelijks. ‘Liefste’ had hij gezegd, ‘als we nu eens iets heel onwaarschijnlijks doen en we beelden ons in dat al die vrachtwagens van ons zijn en daar voor ons werken?’ Kom er maar eens op! Niet onbekend met meditatie gingen ze samen aan de slag. ‘En’ zei ze, ‘Evamaria, geloof het of niet, we sliepen als róósjes!’ Ik geloofde het.
Twee
voorbeelden van de geheimzinnige kracht van verbinding in plaats van verzet.
Een eye-opener van jewelste voor mij. Het is letterlijk op alles toepasbaar en
maakt je minder bang, sterker, milder, een extra laagje huid wordt je
geschonken. En je slaapt er dus beter van.
In mijn kleerkast
hangt één zijden jurk; daarvoor heb ik gewoon de onderste twintig cm van mijn (niet
witte, wel eenvoudige) trouwjurk afgeknipt. Dat was niet moeilijk.
Onderin
diezelfde kast staat mijn weegschaal. Hier wordt het al lastiger. Er moet
namelijk om de zoveel tijd een nieuw speciaal klein batterijtje in worden
gedaan. Ik geloof dat ik daarom al zo’n zes jaar niet goed weet hoeveel ik
weeg.
Tegenwoordig
is dat een paar kilo minder dan op mijn trouwdag, schatte ik, dus nam ik vol
gezond vertrouwen het jurkje mee naar een feest in Duitsland. Overdag werd daar
goed gegeten en ‘s avonds nam dat nog wat toe in intensiteit. Nader beschouwd
ging het middagmaal naadloos over in de taart-met-slagroomronde en vervolgens de
avondbarbecue, die met een kleine, slaperige, door maagzuur verstoorde
onderbreking werd afgerond met een ontbijt waar het gemiddelde zes-gangendiner
niet voor onderdoet. Voordat er ‘s avonds gedanst werd, trok ik mijn zijden jurk
aan en merkte dat die mooi aangesloten zat in plaats van losjes, hoe hij eigenlijk
hoort te vallen. Er prikte zelfs iets in mijn rug wat ik op mijn bruiloft niet
eens gevoeld had. Ik moest minstens vijf kilo zijn aangekomen en die eerste
feestdag nog eens drie erbij. Wat voelde ik me de rest van dat weekend ellendig
slecht in mijn vel, lelijk en ongemakkelijk. Opgeblazen ook door het vele eten.
Ik werd zelfs iets van een kortademigheid gewaar. Terwijl ik mezelf twee dagen
voordien nog aanvaardbaar had gevonden, was ik nu mijn zelfvertrouwen volslagen
kwijt.
Eenmaal
thuis, ontdekte ik de oorzaak van het hinderlijke geprik in mijn rug; het bleek
een nietje te zijn waarmee het bonnetje van de stomerij, waar ik de jurk na de
bruiloft heen had gebracht, was vastgehecht. Dat was ik helemaal vergeten … ik
had hem (is een bruidsjurk werkelijk mannelijk?) destijds niet zelf durven
wassen uit angst dat hij zou krimpen. Maar dat had de stomerij dus alsnog
grondig voor me geregeld. Binnen drie seconden voelde ik me weer thuis in mijn
lichaam, kreeg ik weer adem en liep lichter over straat. Er werd ook beslist
welwillender naar me gekeken, meende ik te zien.
Ooit had
ik een jonge dertiger in therapie, de ‘helft’ van een tweeling. Fijn gebouwd,
vriendelijke ogen, prachtig haar. Hij was niet volledig ongeschonden uit de
levenslange pesterijen van zijn broer gekomen en zocht hulp. Bleek dat hij veel
op zijn uiterlijk was afgerekend en zogenaamd de ‘eerste mannelijke
anorexiapatiënt’ zou zijn die zijn broer kende. Wél wilde hij erbij vertellen
dat zijn broer effectief een stuk knapper was dan hij, en ook nog eens veel
geslaagder in het leven. Een ‘heel schone man’, noemde hij hem. Ik wilde het
graag geloven, waarom niet? Wel vond ik die zogenaamde geslaagdere levenswandel
helemaal niet zo veel geslaagder dan die van mijn cliënt en daar bevroeg ik hem
dan ook uitvoerig over.
De
eigenwaarde van de jongeman was in de loop van zijn leven gekelderd tot nul en
we waren al een jaar bezig die wat op te krikken, toen ik eens vroeg of hij een
foto van zijn broer op zijn smartphone had staan. Ja, oké, die zou hij wel
kunnen vinden. Hij diepte zijn mobieltje op en begon te scrollen. Ik was
inmiddels heel benieuwd geworden naar het Übermensch dat voortdurend in zijn
verhalen opdook als zijn eeuwige kwelgeest enerzijds en stralend voorbeeld
anderzijds. Maar het enige wat ik eruit kreeg nadat ik op het schermpje gekeken
had, was een stomverbaasd: ‘Je hebt me nooit verteld dat jullie eeneiige
tweelingen zijn!’ Het was namelijk echt een kort moment alsof mijn cliënt zelf
me aankeek vanaf de foto; precies even fijn of zelfs nog iets fijner gebouwd,
dezelfde indrukwekkende bos haar, maar met zwaardere wenkbrauwen. Kan zijn dat
hij er daarom wat onvriendelijker uitzag.
Een vriendin die mijn columns altijd doorneemt eer ik
ze publiceer, schreef er deze keer bij: Had zelf die ervaring een keer, toen ik
een ingesproken bericht beluisterde en van streek was van de neerbuigende toon.
Toen ik mezelf bevraagd had, hoezo me dat raakte en daar wat mee had gedaan,
beluisterde ik dat bericht opnieuw; totaal neutrale toon.
Eén. Perception becomes reality.
Twee. Kijk uit,
ouders, broers, zussen met wat je zegt tegen je familielid. Het vormt hen meer
dan je waarschijnlijk wilt of beseft. Woorden hebben kracht.
Drie. Ouders,
grijp in als je merkt dat het ene kind gepest wordt door het andere! Dat is
verantwoordelijkheid nemen ten opzichte van beide
kinderen. Begrenzen en beschermen. Bedek dit soort zaken niet met die beroemde
mantel die zoveel wordt misbruikt. Begrenzen is een weinig aantrekkelijke taak,
maar wel degelijk onderdeel van liefde.
Mei 2019. De kranten melden de eerste wetenswaardigheden over een gezinsdrama, alwéér. Vader pleegt suïcide en in zijn auto die vlakbij geparkeerd staat, treft men zijn levenloze kinderen aan… Motief nog onduidelijk. Des te duidelijker echter de vele onbesuisde commentaren op de sociale media. In grove lijnen komen ze hierop neer: als je uit je leven wilt stappen, doe in godsnaam wat je niet laten kunt, maar ‘blijf van je kinderen af’. Kan ik volgen. Dan ben je ‘een crimineel, een psychopaat, een vuile lafaard, een hypocriet’ (eh?) en alles wat je maar aan vreselijks kunt bedenken, en verdien je overeenkomstig zware straffen. Daar ben ik het dan weer niet zomaar mee eens zonder enkele kanttekeningen te plaatsen. Laat ik bij de suïcide beginnen. Op Facebook deelde ik onlangs het volgende inzicht*:
People who die from suicide Don’t want to end their lives. They want to end their pain.
Men
reageerde begripvol met heel wat hartjes en opgestoken duimpjes. Herkend of minstens begrepen wordt dus het
feit dat het bij zelfdoding vaak gaat over het beëindigen van de pijn, niet
persé het leven.**
Pijn,
zowel de psychische als de fysieke, veroorzaakt, als ze maar hevig genoeg is en
als ze maar lang genoeg aanhoudt, tunnelvisie. En bega niet de vergissing de
kracht van die waan te onderschatten. Je hebt geen overzicht meer, noch een helder
denkvermogen, je ziet geen toekomst meer, je bent er halsstarrig en oprecht van
overtuigd dat de wereld en met name je naasten beter af zijn zonder jou; je
veroorzaakt voor je gevoel enkel last. Tunnelvisie vind ik overigens een ietwat
misleidende term. Ja, als je in de tunnel naar links kijkt of naar rechts, is
het donker. Maar hoe zit dat met vooruit? Daar daagt toch meestal wel wat
licht? Maar juist dat is afwezig bij tunnelvisie; als het er wél is, dat
lichtje aan het eind van die lange tunnel van lijden, dan plegen de meesten al
geen suïcide meer. Sterker nog, het in zicht komen van dat lichtpuntje aan de
einder maakt dat ze juist tijdelijk meer verdragen kunnen, hun pijndrempel
wordt hoger. ‘Nog even op de tanden bijten’, is daar een uitdrukking voor. Stel
je dus bij het begrip ‘tunnelvisie’ gerust de ervaring voor van een nooit meer
eindigende duisternis rondom jou. Het bevrijdende lichtpuntje wordt dan soms
gecreëerd door de persoon in kwestie door te besluiten er zelf een einde aan te
maken door uit het leven te stappen, of door dat vaste voornemen te hebben. Wie
heeft er nooit gehoord van het plotseling opleven van zwaar depressieve mensen
vlak voor hun daad? “En het ging nog wel zo lekker met haar, de laatste tijd…en
dan dit … onbegrijpelijk.” Jazeker ging het lekker met haar de laatste tijd; ze
wist dat er een einde aan haar ellende zou komen.
Verraden
we desnoods niet onze bloedeigen moeder en onze diepste geheimen als de fysieke
pijn niet meer te harden is en we ervan af willen (foltering is niet voor niets
een probaat middel daarvoor)? Alles, als die pijn maar stopt. Exact zo zit dat
met psychische pijn. Een diepe depressie, een angststoornis, paranoia, een
psychose, een overweldigende rouw… Nooit vergeet ik dat krantenberichtje over een
jong koppel waarvan de lichamen onderaan de Krijtrotsen bij Dover werden
gevonden. De reden van hun gezamenlijke sprong droeg de man in zijn rugzak bij
zich; hun daags tevoren aan een afwijking overleden kindje.
Dit
kind was een natuurlijke dood gestorven en niet mee de dood ingenomen door een
ouder. Maar wat als je totaal desperaat bent om je leven of je lijden te
beëindigen en je wilt dat je kinderen niet aandoen? Die schande, de rouw, de
eventuele pleegzorg, het op school gepest worden (ja!), de niet te beantwoorden
vragen, een eventueel financiële afgrond, de ontdekking van onfrisse geheimen, enzovoorts?
Kortom je wilt hen in geen geval met een zwaar getekend leven achterlaten. Of
je wilt ze überhaupt dit leven niet aandoen, een leven, dat in jouw beleving
enkel bestaat uit duisternis. Vergeet
niet, je zit in je tunnelvisie! Ja, soms neem je je kinderen dan mee. Tot
verbijstering, immens verdriet, woede en onbegrip van je omgeving. Zelf heb ik een
aantal van deze gevoelens niet zo sterk. Ik weet waarover ik spreek. Ik voel
enkel verdriet wanneer iemand kennelijk geen andere uitweg meer vond; verdriet
en afschuw om het feit dat het laatste wat kinderen zagen een moordende ouder
was; diep medelijden met een vader of moeder die achterblijft in een staat waar
ik me nauwelijks een voorstelling van kan maken. Maar een oordeel? Nee, met de
beste wil van de wereld niet.
We
kennen op het moment waarop ik dit schrijf de motieven van de vader waar de
column mee begon nog niet, maar dat maakt niet uit. Ik vermoed, waarschijnlijk
samen met vele anderen, dat het in een welbepaalde hoek zit. Stel dat hij
weduwnaar is, het hoofd niet boven water kon houden en hij zijn vrouw ‘gevolgd’
is met zijn kinderen? Of stel dat hij uitgeput en in de war is door een
langdurige vechtscheiding en hij aan het kortste eind getrokken heeft?
Tussen
mijn 35ste en 45ste kwam een groot deel van mijn vrienden
en vriendinnen in echtscheidingen terecht. Praktisch allemaal werden ze gewetenloos
aangevuurd of venijnig bestreden door een haai van een advocaat die in het
kleine stadje waar ik toen woonde véél verdiend heeft aan langdurig gerekt
ouder- en kinderleed. Ik heb een deel van mijn vriendenkring in jarenlange
kafkaëske toestanden bijna letterlijk gek zien worden. Van hun kinderen hebben
er twee meerdere suïcidepogingen achter de rug, eentje bewerkte haar hele lijf
met alles wat sneed, eentje ontwikkelde zware anorexia, eentje stompte zichzelf
regelmatig urenlang keihard in de buik, twee dochters kunnen de ellende van hun
kapot geprocedeerde moeder niet meer aan en hebben zich van haar gedistantieerd.
– Ik wil maar even een beeld schetsen van wat jarenlange echtscheidingsoorlogen
ook met kinderen kunnen doen. – De
gedachte dat het binnen de loodzware omstandigheden toch wel heel erg handig
zou zijn als de een of andere ex per ongeluk met hoge snelheid tegen een boom
op zou knallen heb ik meermaals horen uitgespreken door wanhopige ouders die in
normale omstandigheden allesbehalve crimineel zijn. De eerste stap… Schreeuw
niet te luid op Facebook of waar dan ook dat je dit of dat nóóit zou doen. Oordeel
niet te snel.
Maar
stel nu dat de man in kwestie zijn kinderen kwijt is aan zijn ex-vrouw? Terwijl
hij zelf het gevoel heeft zonder die kinderen niet meer te willen, of zelfs
kunnen leven? Dat kan geresulteerd hebben in een bodemloze impasse die
uitmondde in deze misdaad. Hij neemt feitelijk de meest wrede wraak denkbaar op
de moeder van hun kinderen. Een mannelijke Medea. En dààr kan ook ik niet
gemakkelijk begrip voor opbrengen, alhoewel ik hem niet de deur zou wijzen als
hij voor hulp aan zou kloppen bij mijn praktijk.
Er
is echter in mijn ogen een nog ergere gradatie. Zoals die Amerikaanse moeder
die haar kleine kinderen, die tot haar onvrede onder de hoede van de vader
gesteld waren, meenam voor een autoritje en een gezellige picknick. Ze klikte
haar kroost secuur vast in de kinderstoeltjes en reed koelbloedig de zee in. Zomaar,
met al dat jonge leven op de achterbank. Haar kindjes zijn verdronken. Zij
niet. Ze heeft zich ‘als door een wonder nog net kunnen redden’. Inmiddels heeft
ze schuld bekend aan kwade opzet.
Pas
hier heb je de naakte wraak; de kille, even onmenselijke als onbevattelijke
kindermoord. Maar nog steeds … kunnen we niet in haar hoofd kijken. Er zijn
mensen die daar geïnteresseerd in zouden zijn. Ik bijvoorbeeld.
*vermoedelijk
door F. Lux en V. Oduenyi geschreven en via Higher Perspective verspreid
**bijv.
bij senioren gaat het er soms wel degelijk om om het leven te beëindigen, ook
al is er geen zware fysieke of psychische pijn; het is ‘genoeg’ geweest.
Om aan te sluiten op de vorige column, wil ik deze keer iets over incest kwijt aan de hand van zowel beroepsfouten als goeie interventies van een beroemd collega. Dagelijks volg ik tegenwoordig de Amerikaanse show ‘Dr. Phil’. Omdat onze beroepen veel raakvlakken hebben is het leerrijk om hem bezig te zien. Ik dacht dat ik de enige in Gent en omstreken was, maar ontdekte dat veel van mijn Belgische en Nederlandse collega’s dit doen. Diepe spijt heb ik van alle seizoenen die ik miste, omdat ik ooit eens in een tenenkrommend slechte aflevering geploft was en die shit nooit meer wilde zien. Nog steeds vind ik dr. Phil glad, megalomaan, manipulatief, soms gevaarlijk en regelmatig zeer onprofessioneel, maar vaak ook grappig, meelevend, geniaal en wél professioneel. Dat hij in zijn show veel onderwerpen uit de taboesfeer haalt en achteraf ook in begeleiding voor de getroebleerde deelnemers voorziet, vind ik een gouden formule. Miljoenen mensen raken beter geïnformeerd over heikele zaken, opvoeding, gezondheid, gevaren, familieconstructies en valkuilen. En de ‘voorbeelden’, de hulpbehoevenden op zijn toneel, worden nooit in de steek gelaten, en komen terecht bij de beste therapeuten en artsen van heel Amerika, tenminste, als ik dr. Phil mag geloven.
Zijn door hemzelf zo geroemde onpartijdigheid laat
regelmatig wel te wensen over. Ik denk dat dat mede ligt aan het feit dat hij
in korte tijd veel wil bereiken op het scherm en hij al een enorm pak info
heeft over zijn ‘cliënten’ als ze het podium op komen. Die informatie gebruikt
hij handig tijdens de gesprekken, maar mijns inziens af en toe ook op ronduit ongeoorloofde
manieren.
Zo kun je
getuige zijn van een discussie als deze: vader en moeder zijn gescheiden,
moeder verhuist met de kinderen telkens een staat (let op, geen straat) verder
bij vader vandaan en daarover woedt inmiddels een bittere oorlog tussen hen
beiden. Dochter loopt meerdere keren weg en verkeert dan vrijwillig in het
gevaarlijke prostitutie-milieu: alles liever dan naar huis, the war-zone they call home. Ook nu weer
is ze al langere tijd vermist en de ouders zijn in alle staten. Over en weer
vallen vaak maar al te begrijpelijke beschuldigingen, die hen beletten om de
krachten te bundelen in het belang van hun kind dat in nood is. Phil pakt hen
beiden keihard aan op hun egoïstische denken en weet een belangrijk inzicht bij
hen te bewerkstelligen, namelijk hoe ze met elkaar om kunnen gaan zonder dat
hun dochter steeds gedwongen wordt om te kiezen tussen ouders waar ze niet
tussen wíl en móet kiezen. Een paar dagen later zie je een koppel dat
ingrijpend veranderd is ten opzichte van elkaar. Ze hebben de klik gemaakt. They hit the reset-button. Het is
prachtig om te zien en ik hoop dat het blijft duren.
Maar wat vond ik
nu in dit geval, naast het goeie werk dat Phil verrichtte, zo ongeoorloofd? Eén
van moeders bekommernissen was, dat ze vermoedens of toch minstens vragen had
rond het feit dat vader grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van de dochter
zou hebben vertoond. Man man man, wat kreeg ze me daar een oorverdovende
reprimande van dr. Phil over zich heen. Naar haar over gebogen (1), sprak hij
bijna schreeuwend (2) recht in haar gezicht (3): “How dare you?” Hoe durf je
zulke zware vermoedens te verwoorden (4) ten opzichte van een man in wiens
gegevens, die ik grondig doorgespit heb en ik doe dit werk al 36 jaar (5), geen
schijn van een aanwijzing in deze richting gevonden heb (6)?!! Hoe kóm je tot
dit soort gevaarlijke nonsens (7)?!!”
1 t/m 3: fysieke intimidatie 4: vermoedens mag je altijd uiten, zéker als die de veiligheid van je kind raken 5: de ander monddood maken met het aantal jaren dat je dit werk doet is megalomaan, oneerlijk, onjuist en gewelddadig 6: hoe groot is de kans dat je in papieren en rapporten aanwijzingen voor misbruik vindt??? Er zijn zo verschrikkelijk veel onthutsende voorbeelden van “Nooit gedacht dat die lieve, ontwikkelde, beschaafde man…..” Dr. Phil, met zijn dertig praktijkjaren kent die voorbeelden zeker zo goed als ik.
Fout op fout op fout op fout op fout op fout en nog eens fout. Zeven maal in één furieuze zin. En geen gewone fouten, maar gevaarlijke. Dat de moeder stand hield, kon ik alleen maar bewonderen. Ze liet zich niet wegblazen en antwoordde rustig, alsof haar werkelijk een vraag gesteld was. Petje af.
Het zat zo, legde ze uit: haar dochter was ten eerste al sinds haar elfde seksueel zeer actief, ten tweede liep ze steeds weg met oudere mannen, en ten derde droeg ze wijde truien om haar figuur te verhullen omdat haar vader volgens haar iets over haar borsten had gezegd, die hij mooi zou vinden.
Effectief drie terechte redenen, zeker in combinatie met elkaar, om eens dieper te gaan nadenken over de mogelijkheid van misbruik. Bovendien, mogelijk hierin aangemoedigd door Phil’s uitbarsting, wimpelde de vader alles af met de dooddoener dat de moeder na hun scheiding maar niet met een lesbienne had moeten gaan samenwonen, dààr kwamen de seksuele problemen van dochterlief vandaan. Phil greep niet in. Integendeel, haar verklaring ontlokte nogmaals in grote lijnen dezelfde donderpreek aan hem. Hij wilde duidelijk ergens naartoe en maaide alles neer wat hem daarbij in de weg stond.
Uiteindelijk bleek hier dat de vader
vermoedelijk niets op zijn kerfstok had. Maar hóe vaak heb ik diezelfde dr.
Phil niet tekeer horen gaan tegen moeders, die echt niet de domsten waren en
die de signalen toch gemist hadden?! Signalen van dochters die plots te dik werden
of te dun, zich zeer uitdagend vrouwelijk of juist te bedekkend kleedden,
seksueel te jong te actief werden en met mannen optrokken die qua leeftijd hun
vaders zouden kunnen zijn. Moeders wier dochters onder hun dak gemolesteerd
werden door de vader, een huisvriend, de nieuwe partner van wie niemand kon
geloven dat hij/zij een seksueel delinquent was? En dan héb je eens een moeder
die ziet, nadenkt en combineert, wordt ze nationaal voor schut gezet door The Big
dr. Phil.
Op zijn voorstel hadden ze tien jaar en drie kinderen verder, om de vaart er weer wat in te krijgen, afgesproken om elke twee weken de ander in bed gewoon een beetje te verwennen en dan wel te kijken wat ervan kwam. Zij: incestslachtoffer.
Het was dus bepaald niet haar initiatief geweest, maar ze was in een
dappere bui en dacht: fair enough, zette zich over de haar welbekende drempels
heen en begon hem aarzelend te strelen. Het werd leuk. Zie je wel?! De avond
erop ook, nog in de intimiteit verkerend van de nacht tevoren.
Ruim twee weken later stelde zij schoorvoetend, maar ‘beloofd is beloofd’, voor
om ‘s avonds de rollen om te keren en opnieuw te kijken wat ervan kwam. Hij zou
haar verwennen. En die beloofde overgave kostte haar meer moeite dan velen die
zich seksueel veilig hebben mogen ontwikkelen, ook maar bij benadering kunnen inschatten. Hij lachte toen ze, naakt uit de douche
komend, – o zo kwetsbaar- haar belofte voor
die avond bevestigde, maar ze voelde op de één of andere manier iets
ongrijpbaars in de lucht om hem heen en herhaalde die dag wel een paar keer
haar vraag of er iets met hem was. Nee, er was ‘niks aan de hand’ pom-pom-pom.
Zij deed een beetje moeilijk, kennelijk. Of projecteerde ze haar angst op hem?
Wie wist het? Zij niet; ze tastte zo vaak vruchteloos rond in de dichte mist
die in haar brein kwam opzetten als het aan kwam op seks en intimiteit.
’s Avonds in bed nam hij haar gezellig en vertrouwd in zijn armen, net als al
die jaren van hun samenzijn. Zo lagen ze een tijdje tevreden bij elkaar.
Hoewel, tevreden …. Zij voelde zich als incestslachtoffer dat nu zelf seks had
voorgesteld, opnieuw zooo kwetsbaar. Intussen
lag hij te bedenken hoe hij haar zachtjes duidelijk moest maken dat hij geen
goeie dag had, een beetje depri was, moe bovendien en echt geen zin had. Als
hij het haar gewoon had uitgelegd, of zich over zijn eigen dipje had heen
gezet, dan was het waarschijnlijk niet zo jammerlijk gelopen. “Sorry,” perste
hij er uiteindelijk uit, “ik kan het niet. Ik zie er de hele dag al als een
berg tegenop.”
Als een berg.
“Geeft niet”, zei ze nadat haar adem een kort moment had stil gestaan en
ze kroop wat dichter tegen hem aan in een poging om de woorden niet nog verder
tot zich door te laten dringen. Per slot van rekening, hoe veel blauwtjes had
ze hem niet laten lopen, gevangen in haar angsten en onmacht, door haar vele
subtiele maar effectieve afwijzingen van intimiteit? Afwijzingen waar hij nooit
een onoverkomelijk ego-item van had gemaakt, omdat hij de herkomst van haar
remmingen en verlamming kende. Het lukte haar om zichzelf in slaap te sussen, ‘niks
aan de hand’, maar ze werd ondanks zichzelf de volgende ochtend vroeg wakker
met een gekneusd hart en een pijnlijk geschonden vertrouwen. Hij had er als een berg tegenop gezien? Hij?
Om hààr te verwennen?
“Ik kan het je vanaf nu nooit meer vragen, dat voel ik gewoon”, stelde ze
verdrietig vast, terwijl hij geschrokken de slaap uit zijn ogen wreef. Voortaan
zou hij haar moeten verleiden en dat zou een nog moeizamere weg worden dan
voorheen.
Zo gevoelig liggen intimiteit en afwijzing. En in het verlengde daarvan:
zo ‘overgevoelig’ reageren de slachtoffers van seks die hen tijdens hun jeugd
opgedrongen is geweest. Sowieso is elke opgedrongen seks riskant voor je
gezamenlijke toekomst, ook binnen zogenaamd volwassen afspraken.
Maar er schuilen vaak onverwachte uitwegen in schijnbaar doodlopende
straatjes.
Op zaterdag, vroeg in de ochtend na de feiten, ging ze een achterstallig
klusje doen op haar werk, gewoon om legitiem wat afstand van hem te nemen. ”Ben
over een uurtje thuis, breng jij de kinderen naar de scouts?” en weg was ze. Na
haar kantoorklus bleef ze op een terrasje in de buurt hangen met een collegaatje,
dat net aankwam toen zij weg wilde gaan. Pas na een paar uur kon ze het
opbrengen om haar lief te sms-sen dat ze de rest van de dag voor zichzelf nam.
“Ik begrijp het…” was zijn reactie, waarvoor hij haar speciaal opbelde.
Ze hoorde dat hij wist wat hij zei … en het meende ook. Erkenning. En met
één warme golf die door haar hele wezen vloeide, werd er een vlies over de in die
nacht opgelopen wond gelegd. Een half uur later al ging ze alsnog naar huis.
Haar huis met onvolkomenheden. Maar hoe dan ook nog steeds haar thuis.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.