Een goeie dag

Het is een ‘goeie’ dag. In de knisperend koude gezelligheid van de adventstijd wandelen ze stijf gearmd door het oude stadscentrum. Overal twinkelen en tingelen hen lichtjes en muziek tegemoet. Als je maar uit de winkels blijft, heeft het centrum een zekere bekoring. Ze genieten ervan, de moeder en de dochter. Moeder, een dame met glanzend zilverwit haar, een mooie slag erin, de dochter met een kort koppetje waaraan je ziet dat ook zij al aan de ‘verkeerde’ kant van de vijftig zit. Beiden beschaafd tot in de toppen van hun tenen. Intelligente vrouwen, de vriendelijkheid straalt bovendien van hen af.

De wind trekt wat aan en dochter stelt voor om ergens binnen een kopje koffie te gaan drinken.

“Hè, gezellig,” stemt moeder in, “koffie zei je? Ja, daar heb ik wel zin in, nu je het zegt.”

Aan een tafeltje gezeten -kerstroos erop, waxinelichtje aan- komt moeder op haar beslissing terug. Ze vind de keuze een beetje lastig.

“Koffie, thee of misschien liever al een aperitiefje?” helpt dochter haar, “Ik trakteer.”

“Maar lieve mens, wat ben je toch goed voor mij. Ja, doe mij maar een hete chocomelk.”

Ze moeten even wachten eer de ober er is; de adventsdrukte heeft ook hier volop zijn vleugels uitgeslagen. Ineens stoot moeder onder tafel onopvallend met haar tasje haar dochter aan en fluistert uit haar mondhoek:

“Kijk eens naar die vrouw daar. Naar die mevrouw met haar paarse jasje.” Dochter speurt besmuikt om zich heen en ontdekt een vrouw van middelbare leeftijd. In het paars inderdaad. “Ja,” zegt ze “mam, ik zie haar. Wat is er loos?”

“Is mijn lerares op het gymnasium geweest,” lispelt moeder.

Net als de ober eindelijk in het zicht komt, reageert dochter: “Jeetje wat toevallig, terwijl je in Nieuw Zeeland op school zat toch?” Moeder is weer bezig met haar tasje. “En wat ziet ze er nog goed uit, die lerares van je. Wat leuk voor je! Mam, met slagroom toch hè?” checkt ze nog even.

Nu begint moeder te snuiven. “Alsjeblieft niet zeg!” fluistert ze geagiteerd, “het was een kreng, ik kon haar wel wurgen. Met slagroom, stel je voor…”

“Oké,” zegt dochter monter, “slagroom dus niet, maar wel chocomelk. Komt in orde.”

Als ze de bestelling doorgeeft, maakt moeder er op de valreep toch maar een theetje van in plaats van warme chocolademelk.

“Graag twee thee, meneer, ik doe met mijn moeder mee, dank u wel”.

De ober is alweer met andere dingen bezig als moeder zijn verdwijnende rug achterna roept: “Mét slagroom, beste man!”

“Tweemaal thee met slagroom” past dochter haar eigen bestelling nu ook weer aan. Moeder kijkt haar eerst verbaasd, dan stralend aan:

“Hoe prettig, allebei precies hetzelfde, met z’n tweetjes! Dat krijg je toch niet verzonnen?”

“Ja, wij met z’n tweetjes…” bevestigt de dochter de veilige woorden en ze steekt over het tafeltje heen haar hand uit naar die van de moeder.

Moeder begint, ontspannen nu de keuze vast staat, onbedaarlijk te giechelen, “Stel je voor, iemand wurgen met slagroom…” Het is aanstekelijk. Dochter krijgt ook de slappe lach. Samen ‘met z’n tweetjes’, hand in hand verslikken ze zich er  bijna van in hun thee. De slagroom blijft natuurlijk onaangeroerd op de schoteltjes liggen.

Ja, het is een goeie dag vandaag.

Op het toenemend aantal slechte dagen lijkt moeder een bijna lege –heel lieve- huls en die dagen schuiven steeds meer over het oude, vertrouwde  beeld heen.

Alzheimer is een hartvochtige ziekte. Denk alleen al aan het langzame verlies van vrijheid, controle en spraakvermogen, om maar een paar bijzonder angstige ervaringen te benoemen.

Maar soms pakt het toch nog een beetje positief uit. Dan raakt een vrouw niet haar innemendheid kwijt en verdwijnen wel de ontzettende herinneringen aan het plotse sterven van haar nog jonge, enige zoon. Een parel van een man was dat, zijn dood een verpletterend verlies voor velen, maar waarschijnlijk vooral voor zijn moeder. Een vrouw die haar man als steun en toeverlaat ook al zo lang moest missen. Alzheimer heeft zich uiteindelijk genadig over de herinneringen van deze zo zachtaardige dame ontfermd.

Wannes Deleu schreef het onlangs: Voor ik het vergeet. Over leven met dementie. “Soms stap je beter mee in de bijzondere leefwereld van iemand met dementie, al is het maar een paar passen, even de grens over, even rondkijken.”

Met veel dank aan P.H.H.

In liefdevolle herinnering aan haar broer  W.H.

Verbinding en verzet

Verbinding en verzet

Jarenlang waanden we ons in een hoog boven het dagelijkse geroezemoes van een stad verheven veilige vesting aan het water. ’s Nachts dan. Overdag was dat niet nodig. Maar nu heeft een jonge huurder met een uitgebreide vriendenkring zich in een flat genesteld die al die tijd had leeg gestaan. Hij beschikt daardoor over een immens terras  dat zich boven ons halve appartement uitstrekt. Het heeft een houten vloer. Dat zorgt voor de nodige akoestiek. Op de bovenverdieping sluit het aan op ons dak en …  dakvenster waarachter wij slapen. Overdag hebben we nauwelijks last van hem en ook ‘ s avonds houdt hij zich rustig. Dus net als vroeger kruipen wij lekker ver weg van alles, rond een uur of elf onder de wol. Steevast rond kwart voor twaalf echter, floept zijn feestverlichting aan, beginnen de kurken te knallen en wordt er luidruchtig genoten van de prachtige juninachten aan de Leie. De jeugd laat zich niet hinderen door ons openstaande raam. Ondanks de hitte sluiten we het na een tijdje als de wietgeuren ons helemaal wee gemaakt hebben. Koele regennachten zijn net zo welkom geworden als het vorige jaar tijdens die verzengende, kurkdroge zomer. Nog nooit hebben we ons in het voorjaar al  verheugd op de winter, maar nu is het zover. Dat we ons raam ostentatief dichtdoen is voor hen kennelijk ook niet het minste teken dat we last van ze hebben. Toegegeven, ze schreeuwen niet echt en zetten geen harde muziek op. We kunnen dus weinig tegen hen inbrengen. Onlangs lagen we vijf nachten achter elkaar tot de ochtend wakker. Er moest iets gebeuren als het weer de volgende nacht ook goed zou blijven. Een rituele regendans hebben wij niet onder de knie, dus het was weer raak; een wonderschone nachtelijke sterrenhemel strekte zich verdorie weer over ons stil geworden stadje uit.  En jawel hoor, rond middernacht werden we uit onze eerste slaap gerukt. Door de buren. Ik lag te knarsetanden in mijn bed en voelde me diep ellendig, want dit is een onoplosbaar probleem; je kunt jeugd moeilijk verbieden wat lol te maken op hun eigen, fantastische terras. Dat bedenkend, herinnerde ik me ineens weer een ‘slaapliedje’ van vroeger, toen mijn kinderen nog thuis woonden en het vaak later maakten dan wij. Hoe ik luisterde naar hun stemmen en hun plezier en ik me op het ritme daarvan diep tevreden in slaap liet wiegen. Hoe meer stemmen hoe meer vreugd’ was het zelfs. ‘Als ik nu eens net doe of dit mijn kinderen zijn, of vrienden?’, was mijn plotselinge zotte inval, waar ik weinig van verwachtte. Toch even geprobeerd. Even maar, want toen sliep ik al…

Diezelfde week zat ik met de hartsvriendin van mijn zoon, een vrouw die ook míjn hart een beetje gestolen heeft, op een terrasje aan de levendige Korenmarkt. Onder de blakende zon hadden we een plekje met wat schaduw van een echte boom veroverd (knap in Gent) en kletsten we elkaar bij, opgetogen dat we weer eens samen waren. Ik vertelde haar onder meer over mijn jongste aanwinst, de nieuwe slaaptruc. Ze keek me aan en pakte me geraakt bij mijn polsen vast. Want:
ze heeft een half jaar geleden samen met haar lief een prachtig huisje gekocht. De renovatie kun je gerust aan haar kunstenaarshanden en verfijnde smaak over laten. Ook om hen heen één en al pracht. Voor hun huis staan bomen, achteraan liggen de tuin en een zandpad langs een vaart. Echt de hemel. Tot ze er na de verbouwing definitief in trokken en feestelijk aan hun allereerste nacht in hun eerste gezamenlijke nest begonnen. Het zandpad blijkt een illegale doorgang voor vrachtwagens te zijn, die daarmee (enkel ’s nachts) een heel stuk weg afsnijden. Dat scheelt hen tijd, daar de route niet alleen korter is, maar ze ook geen vaart minderen. Het huis van mijn vrienden davert de hele nacht en zij liggen wakker tot ze er ziek van worden. Een onoplosbaar probleem. In dezelfde periode als die waarin ik mijn lumineuze inval had, kreeg haar vriend iets dergelijks. ‘Liefste’ had hij gezegd, ‘als we nu eens iets heel onwaarschijnlijks doen en we beelden ons in dat al die vrachtwagens van ons zijn en daar voor ons werken?’ Kom er maar eens op! Niet onbekend met meditatie gingen ze samen aan de slag. ‘En’ zei ze, ‘Evamaria, geloof het of niet, we sliepen als róósjes!’ Ik geloofde het.

Twee voorbeelden van de geheimzinnige kracht van verbinding in plaats van verzet. Een eye-opener van jewelste voor mij. Het is letterlijk op alles toepasbaar en maakt je minder bang, sterker, milder, een extra laagje huid wordt je geschonken. En je slaapt er dus beter van.

Zelfbeeld

In mijn kleerkast hangt één zijden jurk; daarvoor heb ik gewoon de onderste twintig cm van mijn (niet witte, wel eenvoudige) trouwjurk afgeknipt. Dat was niet moeilijk.

Onderin diezelfde kast staat mijn weegschaal. Hier wordt het al lastiger. Er moet namelijk om de zoveel tijd een nieuw speciaal klein batterijtje in worden gedaan. Ik geloof dat ik daarom al zo’n zes jaar niet goed weet hoeveel ik weeg.

Tegenwoordig is dat een paar kilo minder dan op mijn trouwdag, schatte ik, dus nam ik vol gezond vertrouwen het jurkje mee naar een feest in Duitsland. Overdag werd daar goed gegeten en ‘s avonds nam dat nog wat toe in intensiteit. Nader beschouwd ging het middagmaal naadloos over in de taart-met-slagroomronde en vervolgens de avondbarbecue, die met een kleine, slaperige, door maagzuur verstoorde onderbreking werd afgerond met een ontbijt waar het gemiddelde zes-gangendiner niet voor onderdoet. Voordat er ‘s avonds gedanst werd, trok ik mijn zijden jurk aan en merkte dat die mooi aangesloten zat in plaats van losjes, hoe hij eigenlijk hoort te vallen. Er prikte zelfs iets in mijn rug wat ik op mijn bruiloft niet eens gevoeld had. Ik moest minstens vijf kilo zijn aangekomen en die eerste feestdag nog eens drie erbij. Wat voelde ik me de rest van dat weekend ellendig slecht in mijn vel, lelijk en ongemakkelijk. Opgeblazen ook door het vele eten. Ik werd zelfs iets van een kortademigheid gewaar. Terwijl ik mezelf twee dagen voordien nog aanvaardbaar had gevonden, was ik nu mijn zelfvertrouwen volslagen kwijt. 

Eenmaal thuis, ontdekte ik de oorzaak van het hinderlijke geprik in mijn rug; het bleek een nietje te zijn waarmee het bonnetje van de stomerij, waar ik de jurk na de bruiloft heen had gebracht, was vastgehecht. Dat was ik helemaal vergeten … ik had hem (is een bruidsjurk werkelijk mannelijk?) destijds niet zelf durven wassen uit angst dat hij zou krimpen. Maar dat had de stomerij dus alsnog grondig voor me geregeld. Binnen drie seconden voelde ik me weer thuis in mijn lichaam, kreeg ik weer adem en liep lichter over straat. Er werd ook beslist welwillender naar me gekeken, meende ik te zien. 

Ooit had ik een jonge dertiger in therapie, de ‘helft’ van een tweeling. Fijn gebouwd, vriendelijke ogen, prachtig haar. Hij was niet volledig ongeschonden uit de levenslange pesterijen van zijn broer gekomen en zocht hulp. Bleek dat hij veel op zijn uiterlijk was afgerekend en zogenaamd de ‘eerste mannelijke anorexiapatiënt’ zou zijn die zijn broer kende. Wél wilde hij erbij vertellen dat zijn broer effectief een stuk knapper was dan hij, en ook nog eens veel geslaagder in het leven. Een ‘heel schone man’, noemde hij hem. Ik wilde het graag geloven, waarom niet? Wel vond ik die zogenaamde geslaagdere levenswandel helemaal niet zo veel geslaagder dan die van mijn cliënt en daar bevroeg ik hem dan ook uitvoerig over.

De eigenwaarde van de jongeman was in de loop van zijn leven gekelderd tot nul en we waren al een jaar bezig die wat op te krikken, toen ik eens vroeg of hij een foto van zijn broer op zijn smartphone had staan. Ja, oké, die zou hij wel kunnen vinden. Hij diepte zijn mobieltje op en begon te scrollen. Ik was inmiddels heel benieuwd geworden naar het Übermensch dat voortdurend in zijn verhalen opdook als zijn eeuwige kwelgeest enerzijds en stralend voorbeeld anderzijds. Maar het enige wat ik eruit kreeg nadat ik op het schermpje gekeken had, was een stomverbaasd: ‘Je hebt me nooit verteld dat jullie eeneiige tweelingen zijn!’ Het was namelijk echt een kort moment alsof mijn cliënt zelf me aankeek vanaf de foto; precies even fijn of zelfs nog iets fijner gebouwd, dezelfde indrukwekkende bos haar, maar met zwaardere wenkbrauwen. Kan zijn dat hij er daarom wat onvriendelijker uitzag.

Een vriendin die mijn columns altijd doorneemt eer ik ze publiceer, schreef er deze keer bij: Had zelf die ervaring een keer, toen ik een ingesproken bericht beluisterde en van streek was van de neerbuigende toon. Toen ik mezelf bevraagd had, hoezo me dat raakte en daar wat mee had gedaan, beluisterde ik dat bericht opnieuw; totaal neutrale toon.

Eén. Perception becomes reality.

Twee. Kijk uit, ouders, broers, zussen met wat je zegt tegen je familielid. Het vormt hen meer dan je waarschijnlijk wilt of beseft. Woorden hebben kracht.

Drie. Ouders, grijp in als je merkt dat het ene kind gepest wordt door het andere! Dat is verantwoordelijkheid nemen ten opzichte van beide kinderen. Begrenzen en beschermen. Bedek dit soort zaken niet met die beroemde mantel die zoveel wordt misbruikt. Begrenzen is een weinig aantrekkelijke taak, maar wel degelijk onderdeel van liefde.

De lange tunnel

Mei 2019. De kranten melden de eerste wetenswaardigheden over een gezinsdrama, alwéér. Vader pleegt suïcide en in zijn auto die vlakbij geparkeerd staat, treft men zijn levenloze kinderen aan… Motief nog onduidelijk. Des te duidelijker echter de vele onbesuisde commentaren op de sociale media. In grove lijnen komen ze hierop neer: als je uit je leven wilt stappen, doe in godsnaam wat je niet laten kunt, maar ‘blijf van je kinderen af’. Kan ik volgen. Dan ben je ‘een crimineel, een psychopaat, een vuile lafaard, een hypocriet’ (eh?) en alles wat je maar aan vreselijks kunt bedenken, en verdien je overeenkomstig zware straffen. Daar ben ik het dan weer niet zomaar mee eens zonder enkele kanttekeningen te plaatsen. Laat ik bij de suïcide beginnen. Op Facebook deelde ik onlangs het volgende inzicht*:

People who die from suicide
Don’t want to end their lives.
They want to end their
pain.

Men reageerde begripvol met heel wat hartjes en opgestoken duimpjes.  Herkend of minstens begrepen wordt dus het feit dat het bij zelfdoding vaak gaat over het beëindigen van de pijn, niet persé het leven.**

Pijn, zowel de psychische als de fysieke, veroorzaakt, als ze maar hevig genoeg is en als ze maar lang genoeg aanhoudt, tunnelvisie. En bega niet de vergissing de kracht van die waan te onderschatten. Je hebt geen overzicht meer, noch een helder denkvermogen, je ziet geen toekomst meer, je bent er halsstarrig en oprecht van overtuigd dat de wereld en met name je naasten beter af zijn zonder jou; je veroorzaakt voor je gevoel enkel last. Tunnelvisie vind ik overigens een ietwat misleidende term. Ja, als je in de tunnel naar links kijkt of naar rechts, is het donker. Maar hoe zit dat met vooruit? Daar daagt toch meestal wel wat licht? Maar juist dat is afwezig bij tunnelvisie; als het er wél is, dat lichtje aan het eind van die lange tunnel van lijden, dan plegen de meesten al geen suïcide meer. Sterker nog, het in zicht komen van dat lichtpuntje aan de einder maakt dat ze juist tijdelijk meer verdragen kunnen, hun pijndrempel wordt hoger. ‘Nog even op de tanden bijten’, is daar een uitdrukking voor. Stel je dus bij het begrip ‘tunnelvisie’ gerust de ervaring voor van een nooit meer eindigende duisternis rondom jou. Het bevrijdende lichtpuntje wordt dan soms gecreëerd door de persoon in kwestie door te besluiten er zelf een einde aan te maken door uit het leven te stappen, of door dat vaste voornemen te hebben. Wie heeft er nooit gehoord van het plotseling opleven van zwaar depressieve mensen vlak voor hun daad? “En het ging nog wel zo lekker met haar, de laatste tijd…en dan dit … onbegrijpelijk.” Jazeker ging het lekker met haar de laatste tijd; ze wist dat er een einde aan haar ellende zou komen.

Verraden we desnoods niet onze bloedeigen moeder en onze diepste geheimen als de fysieke pijn niet meer te harden is en we ervan af willen (foltering is niet voor niets een probaat middel daarvoor)? Alles, als die pijn maar stopt. Exact zo zit dat met psychische pijn. Een diepe depressie, een angststoornis, paranoia, een psychose, een overweldigende rouw… Nooit vergeet ik dat krantenberichtje over een jong koppel waarvan de lichamen onderaan de Krijtrotsen bij Dover werden gevonden. De reden van hun gezamenlijke sprong droeg de man in zijn rugzak bij zich; hun daags tevoren aan een afwijking overleden kindje.

Dit kind was een natuurlijke dood gestorven en niet mee de dood ingenomen door een ouder. Maar wat als je totaal desperaat bent om je leven of je lijden te beëindigen en je wilt dat je kinderen niet aandoen? Die schande, de rouw, de eventuele pleegzorg, het op school gepest worden (ja!), de niet te beantwoorden vragen, een eventueel financiële afgrond, de ontdekking van onfrisse geheimen, enzovoorts? Kortom je wilt hen in geen geval met een zwaar getekend leven achterlaten. Of je wilt ze überhaupt dit leven niet aandoen, een leven, dat in jouw beleving enkel bestaat uit duisternis. Vergeet niet, je zit in je tunnelvisie! Ja, soms neem je je kinderen dan mee. Tot verbijstering, immens verdriet, woede en onbegrip van je omgeving. Zelf heb ik een aantal van deze gevoelens niet zo sterk. Ik weet waarover ik spreek. Ik voel enkel verdriet wanneer iemand kennelijk geen andere uitweg meer vond; verdriet en afschuw om het feit dat het laatste wat kinderen zagen een moordende ouder was; diep medelijden met een vader of moeder die achterblijft in een staat waar ik me nauwelijks een voorstelling van kan maken. Maar een oordeel? Nee, met de beste wil van de wereld niet.

We kennen op het moment waarop ik dit schrijf de motieven van de vader waar de column mee begon nog niet, maar dat maakt niet uit. Ik vermoed, waarschijnlijk samen met vele anderen, dat het in een welbepaalde hoek zit. Stel dat hij weduwnaar is, het hoofd niet boven water kon houden en hij zijn vrouw ‘gevolgd’ is met zijn kinderen? Of stel dat hij uitgeput en in de war is door een langdurige vechtscheiding en hij aan het kortste eind getrokken heeft? 

Tussen mijn 35ste en 45ste kwam een groot deel van mijn vrienden en vriendinnen in echtscheidingen terecht. Praktisch allemaal werden ze gewetenloos aangevuurd of venijnig bestreden door een haai van een advocaat die in het kleine stadje waar ik toen woonde véél verdiend heeft aan langdurig gerekt ouder- en kinderleed. Ik heb een deel van mijn vriendenkring in jarenlange kafkaëske toestanden bijna letterlijk gek zien worden. Van hun kinderen hebben er twee meerdere suïcidepogingen achter de rug, eentje bewerkte haar hele lijf met alles wat sneed, eentje ontwikkelde zware anorexia, eentje stompte zichzelf regelmatig urenlang keihard in de buik, twee dochters kunnen de ellende van hun kapot geprocedeerde moeder niet meer aan en hebben zich van haar gedistantieerd. – Ik wil maar even een beeld schetsen van wat jarenlange echtscheidingsoorlogen ook met kinderen kunnen doen. –  De gedachte dat het binnen de loodzware omstandigheden toch wel heel erg handig zou zijn als de een of andere ex per ongeluk met hoge snelheid tegen een boom op zou knallen heb ik meermaals horen uitgespreken door wanhopige ouders die in normale omstandigheden allesbehalve crimineel zijn. De eerste stap… Schreeuw niet te luid op Facebook of waar dan ook dat je dit of dat nóóit zou doen. Oordeel niet te snel.

Maar stel nu dat de man in kwestie zijn kinderen kwijt is aan zijn ex-vrouw? Terwijl hij zelf het gevoel heeft zonder die kinderen niet meer te willen, of zelfs kunnen leven? Dat kan geresulteerd hebben in een bodemloze impasse die uitmondde in deze misdaad. Hij neemt feitelijk de meest wrede wraak denkbaar op de moeder van hun kinderen. Een mannelijke Medea. En dààr kan ook ik niet gemakkelijk begrip voor opbrengen, alhoewel ik hem niet de deur zou wijzen als hij voor hulp aan zou kloppen bij mijn praktijk.

Er is echter in mijn ogen een nog ergere gradatie. Zoals die Amerikaanse moeder die haar kleine kinderen, die tot haar onvrede onder de hoede van de vader gesteld waren, meenam voor een autoritje en een gezellige picknick. Ze klikte haar kroost secuur vast in de kinderstoeltjes en reed koelbloedig de zee in. Zomaar, met al dat jonge leven op de achterbank. Haar kindjes zijn verdronken. Zij niet. Ze heeft zich ‘als door een wonder nog net kunnen redden’. Inmiddels heeft ze schuld bekend aan kwade opzet.

Pas hier heb je de naakte wraak; de kille, even onmenselijke als onbevattelijke kindermoord. Maar nog steeds … kunnen we niet in haar hoofd kijken. Er zijn mensen die daar geïnteresseerd in zouden zijn. Ik bijvoorbeeld.  

*vermoedelijk door F. Lux en V. Oduenyi geschreven en via Higher Perspective verspreid

**bijv. bij senioren gaat het er soms wel degelijk om om het leven te beëindigen, ook al is er geen zware fysieke of psychische pijn; het is ‘genoeg’ geweest.

Een krasse casus

Om aan te sluiten op de vorige column, wil ik deze keer iets over incest kwijt aan de hand van zowel beroepsfouten als goeie interventies van een beroemd collega. Dagelijks volg ik tegenwoordig de Amerikaanse show ‘Dr. Phil’. Omdat onze beroepen veel raakvlakken hebben is het leerrijk om hem bezig te zien. Ik dacht dat ik de enige in Gent en omstreken was, maar ontdekte dat veel van mijn Belgische en Nederlandse collega’s dit doen. Diepe spijt heb ik van alle seizoenen die ik miste, omdat ik ooit eens in een tenenkrommend slechte aflevering geploft was en die shit nooit meer wilde zien. Nog steeds vind ik dr. Phil glad, megalomaan, manipulatief, soms gevaarlijk en regelmatig zeer onprofessioneel, maar vaak ook grappig, meelevend, geniaal en wél professioneel. Dat hij in zijn show veel onderwerpen uit de taboesfeer haalt en achteraf ook in begeleiding voor de getroebleerde deelnemers voorziet, vind ik een gouden formule. Miljoenen mensen raken beter geïnformeerd over heikele zaken, opvoeding, gezondheid, gevaren, familieconstructies en valkuilen. En de ‘voorbeelden’, de hulpbehoevenden op zijn toneel, worden nooit in de steek gelaten, en komen terecht bij de beste therapeuten en artsen van heel Amerika, tenminste, als ik dr. Phil mag geloven.

Zijn door hemzelf zo geroemde onpartijdigheid laat regelmatig wel te wensen over. Ik denk dat dat mede ligt aan het feit dat hij in korte tijd veel wil bereiken op het scherm en hij al een enorm pak info heeft over zijn ‘cliënten’ als ze het podium op komen. Die informatie gebruikt hij handig tijdens de gesprekken, maar mijns inziens af en toe ook op ronduit ongeoorloofde manieren.

Zo kun je getuige zijn van een discussie als deze: vader en moeder zijn gescheiden, moeder verhuist met de kinderen telkens een staat (let op, geen straat) verder bij vader vandaan en daarover woedt inmiddels een bittere oorlog tussen hen beiden. Dochter loopt meerdere keren weg en verkeert dan vrijwillig in het gevaarlijke prostitutie-milieu: alles liever dan naar huis, the war-zone they call home. Ook nu weer is ze al langere tijd vermist en de ouders zijn in alle staten. Over en weer vallen vaak maar al te begrijpelijke beschuldigingen, die hen beletten om de krachten te bundelen in het belang van hun kind dat in nood is. Phil pakt hen beiden keihard aan op hun egoïstische denken en weet een belangrijk inzicht bij hen te bewerkstelligen, namelijk hoe ze met elkaar om kunnen gaan zonder dat hun dochter steeds gedwongen wordt om te kiezen tussen ouders waar ze niet tussen wíl en móet kiezen. Een paar dagen later zie je een koppel dat ingrijpend veranderd is ten opzichte van elkaar. Ze hebben de klik gemaakt. They hit the reset-button. Het is prachtig om te zien en ik hoop dat het blijft duren.

Maar wat vond ik nu in dit geval, naast het goeie werk dat Phil verrichtte, zo ongeoorloofd? Eén van moeders bekommernissen was, dat ze vermoedens of toch minstens vragen had rond het feit dat vader grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van de dochter zou hebben vertoond. Man man man, wat kreeg ze me daar een oorverdovende reprimande van dr. Phil over zich heen. Naar haar over gebogen (1), sprak hij bijna schreeuwend (2) recht in haar gezicht (3): “How dare you?” Hoe durf je zulke zware vermoedens te verwoorden (4) ten opzichte van een man in wiens gegevens, die ik grondig doorgespit heb en ik doe dit werk al 36 jaar (5), geen schijn van een aanwijzing in deze richting gevonden heb (6)?!! Hoe kóm je tot dit soort gevaarlijke nonsens (7)?!!”

1 t/m 3: fysieke intimidatie
4: vermoedens mag je altijd uiten, zéker als die de veiligheid van je kind raken
5:  de ander monddood maken met het aantal jaren dat je dit werk doet is megalomaan, oneerlijk, onjuist en gewelddadig
6: hoe groot is de kans dat je in papieren en rapporten aanwijzingen voor misbruik vindt??? Er zijn zo verschrikkelijk veel onthutsende voorbeelden van “Nooit gedacht dat die lieve, ontwikkelde, beschaafde man…..” Dr. Phil, met zijn dertig praktijkjaren kent die voorbeelden zeker zo goed als ik.

Fout op fout op fout op fout op fout op fout en nog eens fout. Zeven maal in één furieuze zin. En geen gewone fouten, maar gevaarlijke. Dat de moeder stand hield, kon ik alleen maar bewonderen. Ze liet zich niet wegblazen en antwoordde rustig, alsof haar werkelijk een vraag gesteld was. Petje af.

Het zat zo, legde ze uit:
haar dochter was ten eerste al sinds haar elfde seksueel zeer actief,
ten tweede liep ze steeds weg met oudere mannen,
en ten derde droeg ze wijde truien om haar figuur te verhullen omdat haar vader volgens haar iets over haar borsten had gezegd, die hij mooi zou vinden.

Effectief drie terechte redenen, zeker in combinatie met elkaar, om eens dieper te gaan nadenken over de mogelijkheid van misbruik. Bovendien, mogelijk hierin aangemoedigd door Phil’s uitbarsting, wimpelde de vader alles af met de dooddoener dat de moeder na hun scheiding maar niet met een lesbienne had moeten gaan samenwonen, dààr kwamen de seksuele problemen van dochterlief vandaan. Phil greep niet in. Integendeel, haar verklaring ontlokte nogmaals in grote lijnen dezelfde donderpreek aan hem. Hij wilde duidelijk ergens naartoe en maaide alles neer wat hem daarbij in de weg stond.

Uiteindelijk bleek hier dat de vader vermoedelijk niets op zijn kerfstok had. Maar hóe vaak heb ik diezelfde dr. Phil niet tekeer horen gaan tegen moeders, die echt niet de domsten waren en die de signalen toch gemist hadden?! Signalen van dochters die plots te dik werden of te dun, zich zeer uitdagend vrouwelijk of juist te bedekkend kleedden, seksueel te jong te actief werden en met mannen optrokken die qua leeftijd hun vaders zouden kunnen zijn. Moeders wier dochters onder hun dak gemolesteerd werden door de vader, een huisvriend, de nieuwe partner van wie niemand kon geloven dat hij/zij een seksueel delinquent was? En dan héb je eens een moeder die ziet, nadenkt en combineert, wordt ze nationaal voor schut gezet door The Big dr. Phil.

Ik was geschokt. En blijf toch kijken.

Schending en inslag

(foto: Sabrina Scarpa)

Op zijn voorstel hadden ze tien jaar en drie kinderen verder, om de vaart er weer wat in te krijgen, afgesproken om elke twee weken de ander in bed gewoon een beetje te verwennen en dan wel te kijken wat ervan kwam. Zij: incestslachtoffer. 

Het was dus bepaald niet haar initiatief geweest, maar ze was in een dappere bui en dacht: fair enough, zette zich over de haar welbekende drempels heen en begon hem aarzelend te strelen. Het werd leuk. Zie je wel?! De avond erop ook, nog in de intimiteit verkerend van de nacht tevoren.
Ruim twee weken later stelde zij schoorvoetend, maar ‘beloofd is beloofd’, voor om ‘s avonds de rollen om te keren en opnieuw te kijken wat ervan kwam. Hij zou haar verwennen. En die beloofde overgave kostte haar meer moeite dan velen die zich seksueel veilig hebben mogen ontwikkelen, ook maar bij benadering kunnen inschatten. Hij lachte toen ze, naakt uit de douche komend, – o zo kwetsbaar-  haar belofte voor die avond bevestigde, maar ze voelde op de één of andere manier iets ongrijpbaars in de lucht om hem heen en herhaalde die dag wel een paar keer haar vraag of er iets met hem was. Nee, er was ‘niks aan de hand’ pom-pom-pom. Zij deed een beetje moeilijk, kennelijk. Of projecteerde ze haar angst op hem? Wie wist het? Zij niet; ze tastte zo vaak vruchteloos rond in de dichte mist die in haar brein kwam opzetten als het aan kwam op seks en intimiteit.


’s Avonds in bed nam hij haar gezellig en vertrouwd in zijn armen, net als al die jaren van hun samenzijn. Zo lagen ze een tijdje tevreden bij elkaar. Hoewel, tevreden …. Zij voelde zich als incestslachtoffer dat nu zelf seks had voorgesteld, opnieuw zooo kwetsbaar. Intussen lag hij te bedenken hoe hij haar zachtjes duidelijk moest maken dat hij geen goeie dag had, een beetje depri was, moe bovendien en echt geen zin had. Als hij het haar gewoon had uitgelegd, of zich over zijn eigen dipje had heen gezet, dan was het waarschijnlijk niet zo jammerlijk gelopen. “Sorry,” perste hij er uiteindelijk uit, “ik kan het niet. Ik zie er de hele dag al als een berg tegenop.”

Als een berg.

“Geeft niet”, zei ze nadat haar adem een kort moment had stil gestaan en ze kroop wat dichter tegen hem aan in een poging om de woorden niet nog verder tot zich door te laten dringen. Per slot van rekening, hoe veel blauwtjes had ze hem niet laten lopen, gevangen in haar angsten en onmacht, door haar vele subtiele maar effectieve afwijzingen van intimiteit? Afwijzingen waar hij nooit een onoverkomelijk ego-item van had gemaakt, omdat hij de herkomst van haar remmingen en verlamming kende. Het lukte haar om zichzelf in slaap te sussen, ‘niks aan de hand’, maar ze werd ondanks zichzelf de volgende ochtend vroeg wakker met een gekneusd hart en een pijnlijk geschonden vertrouwen. Hij had er als een berg tegenop gezien? Hij? Om hààr te verwennen?
“Ik kan het je vanaf nu nooit meer vragen, dat voel ik gewoon”, stelde ze verdrietig vast, terwijl hij geschrokken de slaap uit zijn ogen wreef. Voortaan zou hij haar moeten verleiden en dat zou een nog moeizamere weg worden dan voorheen. 

Zo gevoelig liggen intimiteit en afwijzing. En in het verlengde daarvan: zo ‘overgevoelig’ reageren de slachtoffers van seks die hen tijdens hun jeugd opgedrongen is geweest. Sowieso is elke opgedrongen seks riskant voor je gezamenlijke toekomst, ook binnen zogenaamd volwassen afspraken. 

Maar er schuilen vaak onverwachte uitwegen in schijnbaar doodlopende straatjes. 

Op zaterdag, vroeg in de ochtend na de feiten, ging ze een achterstallig klusje doen op haar werk, gewoon om legitiem wat afstand van hem te nemen. ”Ben over een uurtje thuis, breng jij de kinderen naar de scouts?” en weg was ze. Na haar kantoorklus bleef ze op een terrasje in de buurt hangen met een collegaatje, dat net aankwam toen zij weg wilde gaan. Pas na een paar uur kon ze het opbrengen om haar lief te sms-sen dat ze de rest van de dag voor zichzelf nam. “Ik begrijp het…” was zijn reactie, waarvoor hij haar speciaal opbelde. Ze hoorde dat hij wist wat hij zei … en het meende ook. Erkenning. En met één warme golf die door haar hele wezen vloeide, werd er een vlies over de in die nacht opgelopen wond gelegd. Een half uur later al ging ze alsnog naar huis. Haar huis met onvolkomenheden. Maar hoe dan ook nog steeds haar thuis.

Geen plaats in de herberg

Patty Brard, deze op zijn minst uitbundige Nederlandse media-dame zweeft al decennia lang het randje van mijn bewustzijn in en uit, steeds per toeval. Ik ken haar te weinig om te stellen dat haar tv-persoonlijkheid me wel of niet ligt. Mijn interesse werd vandaag pas gewekt, ook weer toevallig, door een weekblad. Ik had nog willen kijken welk, maar ben het vergeten, het was in elk geval roddelderoddel en verdraaid mooie prinsessen. Daarin heeft Patty Brard kennelijk een plekje veroverd in een  vragenrubriek voor mensen met problemen. Zij nu ook al? BN’rs en BV’s kunnen zich toch wel wat permitteren, vroeger zetten ze daar toch geschoolde therapeuten/psychologen voor in? Hoewel ik bij hun adviezen ook weleens iets weg moest slikken. Maar toegegeven, ik vond Brards antwoorden niet slecht. Er zat echter één vraag bij waarvan ik dacht; oei, dít is een moeilijke!

Het gestelde probleem in het kort. Een vrouw had haar beste vriendin verloren en de dochter van die vriendin, die dus geen mama meer had, kwam sedertdien twee-keer per week bij haar eten en wat warmte bijtanken. Wellicht ook om raad vragen en wat traantjes plengen. Het werd een beetje veel voor het gezin van die vrouw, vooral man en kinderen vonden dat ze meer ruimte behoefden dan ze nu kregen door die inbreuk op hun tijd en privacy. Aan Patty werd gevraagd hoe ze dit het meisje zo voorzichtig en vriendelijk mogelijk aan haar verstand konden brengen.

‘Oei, dit is een moeilijke!’, dacht ik dus, blij dat ik niet in Patty’s schoenen stond. Ik hield me al vast en bereidde me voor op boodschappen als: ‘Zij moet beseffen dat jullie ook recht hebben op een privéleven’, ‘Neem haar mee op een etentje en probeer begrip voor jullie situatie bij haar te creëren’, ‘Wees eerlijk’, ‘Ze moet leren om met haar verdriet naar haar vader en haar eigen familie en vrienden te gaan, niet in haar moeders kringen blijven hangen’, ‘Je moet er in de eerste plaats zijn voor je eigen man en kinderen, als die daarom vragen’, etc.

Maar Brard liet zich niet kisten: ‘ Ik vind dit heel erg moeilijk’, schreef ze. Ten eerste een open en moedig begin, ten tweede: zij dus ook! En verder ging het, ik citeer letterlijk: ‘Stel dat jou iets overkomt en jouw kinderen kloppen aan bij je beste vriendin om hulp? Hoe zou jij het vinden als die vriendin dan niet de nodige tijd voor hen nam? Ik denk dat je met jouw man en kinderen een gesprek moet hebben waarin je dit vergelijk trekt. Maak duidelijk dat dit meisje jullie nu allemaal nodig heeft, of dit nou elke dag is, of één of twee of drie keer in de week. Dat is even niet anders. Als zij het verlies van haar moeder en het uiteenvallen van de familiestructuur dadelijk een plekje heeft gegeven, zal dat vanzelf minder worden, maar voor nu is het jullie plicht er voor haar te zijn. Er bestaat geen zachte en subtiele manier om iemand te zeggen dat je geen zin hebt om tijd voor ze te maken. Liefs, Patty

Er bestaat geen zachte en subtiele manier om iemand te zeggen dat je geen zin hebt om tijd voor ze te maken. Bam! Brard slaat met haar vuist op tafel. Jullie willen in deze zwartste der tijden van haar af? Mooi niet! Zet jezelf eens één keer in je leven niet op de eerste plaats. Er is soms nood die het afschermen van je ego-behoeftes volledig in de schaduw stelt.

Behoudens wat taalkundig gemekker (wat ik achterwege laat) heb ik aan haar antwoord nu eens echt helemaal niets meer toe te voegen. Hoewel, ‘dadelijk een plekje heeft gegeven’ is wat mij betreft wat ongelukkig uitgedrukt, maar alla, daar gaat het hier nu even niet om. Ik heb de bewuste bladzijde gefotografeerd en een beetje tekst voor mijn column van haar gestolen. En omgekeerd deed zij dat voor even met mijn hart.

Kerstmissers

Doorgaans vind ik Kerstmis eerlijk gezegd een doffe ellende. Althans, al dat gedoe er omheen. De gouden formule, mama + papa + kindjes + nachtmis (lang opblijven!) + levende Kerststal (of moet ik nu ook al Winterstal zeggen, net als Roetpiet en Wintermarkt?) + kerstverhaal + warme chocolademelk met amandelstaaf midden in de nacht = PUUR GELUK EN GEBORGENHEID gaat al lang niet meer op.

We behoren goddank (nog) niet tot de eenzamen die sowieso zitten te zieltogen tijdens de gezelligheidstsunami die elk jaar weer buiten hun huisjes tekeer gaat. Of tot de armen die zich weinig tot niets extra kunnen veroorloven en daardoor sneller in de waan verkeren dat het kerstgeluk zich via veel vet voedsel, dure drank en grotendeels overbodige cadeaus vanzelf vermenigvuldigt. Of tot de rouwenden die tijdens de opgelegd knusse saamhorigheidsdagen tot niet veel anders in staat zijn dan een geliefde missen, missen en nog eens missen.

Nee, wij zijn momenteel samen gezegend. Gezegend met veel kinderen. Vier volwassen kinderen- met gevolg- van de één, twee idem van de ander, kleinkinderen en dan nog een plusdochter uit een vorige huwelijk dat zo lang duurde dat je onmogelijk ineens géén relatie meer kan en wil hebben. We vervullen blijkbaar nog steeds de ouderrol, want er is ooit maar één iemand geweest die op het idee kwam om óns eens uit te nodigen en wat hebben we dáárvan genoten. Omgekeerd zouden we het liefst alle vijfentwintig nakomelingen twee dagen verwennen in een king-size blokhut met haardvuur, bedsteden, de langste houten tafel en een geurige dennenboom tot in de nok. Met over al die heerlijkheid een zachte witte deken van sneeuw. En een kok plus dienstmeisjes plus inkoopservice plus …. in de blokhut ernaast graag. De logistiek en financiën zouden een aanslag zijn op alles wat ik maar kan bedenken. En ach, de één is moe, de ander slaapt niet graag ergens anders dan in zijn eigen bed, de derde heeft nachtdienst, de vierde is al bij de schoonouders uitgenodigd, de vijfde, die zijn hoofd permanent in de wolken heeft, denkt dat Kerstmis valt op 23 en 24 december en kan dat nu  niet meer rechttrekken in zijn planning, de zesde heeft relatieproblemen, de zevende brengt twee ongediertes mee, etc. Als ik hier de teksten van onze Kerstgroepsapp zou plaatsen, zou menigeen het niet geloven; zó ingewikkeld dat ik de neiging moet verbijten om te schrijven: ‘LAAT MAAR ALLEMAAL HELEMAAL  ZITTEN’. Dus gaan we schipperen. En dan komen we heel snel terecht in ‘jouw kinderen – mijn kinderen’. Althans, onderling niet, want we gunnen elkaar oprecht elkaars banden met de kinderen, maar we zijn bang dat de beperkingen verkeerd overkomen op al die verschillende kinderen en dan gaan we nóg meer schipperen totdat we allebei totaal stukgeschipperd ’s nachts in bed liggen en het Wintermannetje beginnen uit te foeteren terwijl Klaas Vaak maar niet wil komen. Want het enige wat we écht willen, blijft een vrome wens: rust, vrede, ééndracht.

Ik zou er niet over schrijven als ik vermoedde dat de organisatie alleen bij mij een hele klus is en ik niet wist in hoeveel gezinnen, families en groepen Kerstmis één groot, dwingend hindernissenparcours is. Het is vrij normaal dus, schaam je niet. Ik doe dat al.

Atheïst worden of zijn helpt ook al niet, het maakt geen sikkepit meer uit, tegenwoordig. Komt nog eens bij, dat Kerstmis van oorsprong een feest van de atheïsten wás; ze vierden met hun ‘Joelfeest’ het hartje van de winter en de terugkomst van de zon.

En als we het dan toch over de zon hebben; we hebben vrienden die elk jaar aju zeggen tegen het hele gebeuren, hun koffers pakken en twee weken op een warm strand gaan zitten met hun e-readers, zonnecrème en een cocktail bij de hand… Vraag me niet waarom dit mij persoonlijk geen oplossing lijkt, pure gevoelskwestie. Maar hen bevalt het.

De hele rimram afschaffen, helemaal niemand uitnodigen (lekker eerlijk) en stamppot eten is nog een remedie die elk jaar in me opkomt als volledig haalbaar en plausibel, maar tegen december word ik ineens erg sentimenteel, zakt mijn vastberadenheid als een plumpudding in elkaar en beginnen op de veel te dure Kerstmarkten in mijn stad zomaar ineens geschikte cadeautjes voor het kroost naar mij te lonken.

Plus een héle lastige: als wij niets organiseren, gaan de kinderen naar anderen, waar het dan natuurlijk per definitie  dolgezellig in Excelsis Deo is, terwijl wij hier in ons uppie achter onze warme prak vredig zitten te wezen en ‘van de rust zitten te genieten’….niet dus. Pure FOMO*. God, wat zitten we soms toch lastig in elkaar.

Maar toch, een écht gezegend Kersfeest wens ik jullie allemaal van harte toe! En dan meteen maar een mooi 2019 erachteraan.

*FOMO is  fear of missing out; de menselijke, in deze tijd, opgezweept door ‘sociale media’, steeds sterker wordende neiging bang te zijn dat anderen iets moois of belangrijks mee maken terwijl jij er net even niet bij bent. Of met andere woorden, steeds overal bij willen zijn om toch maar niets te missen. Voorbijgaand aan wat je mist als je in de race zit van overal aanwezig te willen zijn

De slofjes van de Sint

Het was een paar dagen voor de Goedheiligman weer vertrok en ze had al eens van haar puberdochter gehoord hoeveel verdriet die ervan had gehad toen haar destijds verteld werd dat de Sint niet echt bestond. Een vriendinnetje had het voorbereid en de ouders hadden het niet tegengesproken, waardoor haar marsepeinen droom aan diggelen was geslagen. Ze was er nog altijd een beetje weemoedig van, omdat ze zich destijds te jong voor de harde waarheid had gevoeld.

Dat had de moeder op het idee gebracht om  Sint toch nog maar eens per verrassing langs te laten komen. In een winkel zag ze een week te vroeg de perfecte sloffen voor haar dochter; de goeie kleur, zachte antislipzooltjes, wollige binnenkant tegen de kou. Maar … een week te vroeg dus. En een week wachten wilde ze met dit kadootje niet, want een tijdje voordien was haar dochter op haar eeuwige, te korte zomersokjes van de gladde trap gegleden en had haar dijspier gescheurd. Ze moest er niet aan denken dat zoiets nog eens zou gebeuren terwijl de remedie ervoor ergens in een zacht ritselend cadeaupapiertje lag te wachten. De nieuwe slofjes meteen maar meegenomen en afgegeven dus. Dochterlief was er niet over de spreken; ‘Scheite-lelijk, belachelijk, slecht plan’ is nog een gematigde greep uit de complimenten die over haar dochters ondankbare lippen rolden. Die trok de sloffen dan ook niet aan. En bleef op dunne sokjes door de koude gangen glijden ondanks alle keren dat ze gevraagd werd voorzichtig te zijn of pantoffels naar haar eigen keuze te kopen.

Op Sinterklaasavond stopte de moeder een flesje bad-olie, een huidmaskertje, iets lekkers en het pakje sigaretten dat dochter die dag gevraagd had mee te brengen in de nog aan elkaar vast hangende, in een hoek rondslingerende en stofvergarende slofjes. Dochterlief klaagde op de ochtend van zes december weemoedig dat het zo ongezellig was zonder Sint, moederlief zei: ‘Ga je sloffen aandoen!’ Dochter droop af naar haar kamer. Kwam uren later vragen waar de sigaretten bleven, waarop moeder naar haar kousenvoeten keek en ietsje strenger dan daarvoor zei: ‘Ga je sloffen aandoen, verder heb ik niets meer te zeggen.’ Dochter draaide met haar ogen  en knalde de deur achter zich dicht. Moeder kreeg steeds meer lol in het geval. ‘s Avonds aan tafel mopperde haar dochter het blauw van de hemel naar beneden over de ongezelligheid bij haar thuis met Sint. Moeder reageerde niet, maar keek enkel onder de tafel (om haar proestbui te verbergen) en vroeg: ‘Heb je nu je sloffen al aan?’ Waarop de dochter haar kousenvoeten kruiselings onder haar stoel verstopte en alle hoop opgaf.

Een half uur later stond ze weer in de keuken, slofjes aan. Ze zei niets, keek neutraal, draalde wat rond, tilde het deksel van een pan en keek erin, drentelde in steeds dichtere kringen rond haar moeder en knelde plots haar armen om haar hals. Zo stonden ze samen, en gierden het uit; de dochter omdat ze zo heerlijk beet genomen was en de moeder omdat ze zo verrukkelijk veel van haar mopperende puber hield.

Met dank ook aan Rebekka Rogiest, creatief therapeute in Gent

Tristesse en Troost

“Solid as a rock,” werd er in die  tijd weleens tegen haar gezegd. Lang was ze na het ongeval van haar man inderdaad sterk gebleven. Heel sterk. Totdat ze op een ochtend wakker werd en iets voelde knappen in haar hoofd. Zomaar. Gebroken. Van het ene moment op het andere, ergens in de nacht. Vervolgens merkte ze dat ze haar bed letterlijk niet meer uit kon komen. Ze bleef liggen, belde haar afspraken af en na die ochtend werd lange jaren niets meer zoals ervoor.

Duizelend van droefenis en schaamte over haar falen, werd ze een paar maanden later tijdelijk opgevangen bij vrienden; een groot en hecht gezin, dat in een prachtige oude boerderij woonde. Daar was alles waar ze diep van zou kunnen genieten, was haar man er nog geweest; de kleine ramen waardoor het felle, lage winterlicht op lange houten planken vol boeken en beelden viel, de manshoge haard waar altijd een vuur in laaide, gevoed met blokken die ze buiten door de sneeuw ging halen in een rieten mand, de kale lindebomen als wachters aan beide kanten van de kleine, lage voordeur, de notelaar en de volstrekte stilte op het erf, de velden, omzoomd door scheef met de wind mee groeiende wilgen, zwijgend in de witte nevel.

Ze werd door het gezin met zachte handen hun paradijsje binnengehaald.  Dag en nacht werd ze omhuld en beschermd door hun fysieke nabijheid, hun stemmen, hun kleine dagelijkse handelingen en de vertrouwde geluiden die daarbij hoorden. Zonder hen redde ze het in feite geen minuut en daarvoor kon ze zichzelf wel slaan. Solid as a rock? Ze poogde zo onzichtbaar mogelijk te blijven met al haar pijn, waarmee ze juist een specifieke spanning om zich heen creëerde, maar dat besefte ze pas veel later.

Op een avond echter, vond ze zichzelf na het samen tafelen terug in de stil geworden keuken met recht tegenover zich enkel nog de zoon des huizes. Een in zichzelf gekeerde dertiger, met een heel eigen humor, waar ze zich soms niet zo goed raad mee wist. Wat moest ze met de plotse stilte?  Hij verroerde zelf geen vin, zat er zwijgend en op zijn gemakje bij, traag een sigaretje rollend voor straks, buiten. Op die leegte had een zee van tranen gewacht en ze voelde tot haar grote verlegenheid dat ze zich onmogelijk meer in de hand kon houden. Ohooo, daar ging ze. Veel uitleg had ze niet, het was er zomaar en wist van geen wijken meer. Eén keer lukte het haar nog om tussen twee hikken door een soort van “sorry” te stamelen.
“Niet nodig, toch?”, reageerde de zoon en liet haar gewoon begaan. Wel bleef hij op appèl. 

En na een lange, enkel door haar gesnuf onderbroken stilte, kondigde hij kordaat aan: “We moeten de afwas nog doen.” Pardon? Ze was daar toch gekomen om op te knappen en te rusten? De àfwas, al die troep van dat hele gezin van zes, met haar nog erbij? In de staat waarin zij verkeerde? Geen vaatwasser te bekennen? Met een teiltje en een sopje en een afwaskwast? “Precies”, zei de jongeman, “met een teiltje en een sopje en een afwaskwast. Ik doe de vaat, jij droogt af. Samen.” Het toverwoord; samen. Ze ging overstag en kon zo tenminste af en toe in de theedoek heimelijk wat overtollige tranen kwijt.

Hij had, vertelde hij toen ze op kruissnelheid waren gekomen, ooit een documentaire gezien die hem diep geraakt had . Een survivalprogramma in de wildernis van Alaska. De zelfredzaamheid van een op en top getrainde, doorgewinterde, groene doe-het-zelver was de inzet. Hij werd met zijn tentje, wat basale spulletjes, een geweer en een alarmsysteem in de eenzaamheid van de bossen in midden Alaska gedropt. Herfst. In een noodgeval zou het experiment worden stopgezet, maar de survivor begon er fit, goed voorbereid en zeer verlangend aan, niet van plan om het eerste jaar al op te geven.

Herfst werd winter. Het leven werd naast eenzaam, nu ook donker en bitterkoud, maar hij bleef sterk. Heel sterk. Totdat hij op een nacht wakker werd van de stilte, die hem niet langer zoet in de oren klonk, maar van het ene op het andere moment een dreigende ondertoon gekregen had, die steeds meer zijn eens zo rotsvaste vertrouwen in de natuur overstemde. Het werd in de daarop volgende weken zo erg, dat hij nauwelijks nog sliep. In waakzaamheid ’s nachts continu opgepompt door overdoses adrenaline en overdag te moe om te slapen, hoewel er het  grootste deel van de dag schemering en duisternis heerste. Steeds hoorde hij geluiden die er niet waren en werd hij bang om gevaar, als het er wél was niet te herkennen. Op een absoluut dieptepunt heeft hij het alarm in werking gesteld en zich, wetend dat redding nabij was, ten slotte volkomen laten gaan. Toen de helikopter hem oppikte, was hij alle gevoel voor decorum kwijt en strompelde uitzinnig in zijn vuile thermische ondergoed, recht uit zijn tentje, zwaaiend en huilend op de piloot af.  Alsof hij hem nooit meer los zou laten klampte hij zich als een klein kind vast aan de wildvreemde man.

En dát, dat die stoere survivor de moed had gehad om zichzelf voor het oog van de wereld volledig te vergeten, dát, dat vond haar jonge gastheer zo authentiek en zo prachtig, ja, dat had hem geraakt en zijn bewondering gewekt.

Ze werkten, zij aan zij, en zonder woorden verder. De vrouw nu zonder tranen, zich afvragend of ze voor haar inzinking vergeven was en door hem werd uitgenodigd om het zichzelf ook niet kwalijk te nemen. Hij kwam er niet meer op terug. Maar af en toe voelde ze een heel klein speels duwtje van zijn schouder tegen de hare. Teiltje, warm sopje, afwaskwast, plonsje, glanzende glazen, gezellige keuken, troost. Dierbare, ludieke en effectieve troost uit onverwachte hoek.

Column uit het zojuist uitgegeven boek VERLIESKUNST

Illustratie: Hilde Vandenhout